home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Africa 2005
::
zambia
  • algemeen
  • prologue
  • europe
  • tunisia
  • libya
  • egypt 1
  • egypt 2
  • sudan
  • ethiopia 1
  • ethiopia 2
  • kenya
  • uganda 1
  • uganda 2
  • rwanda
  • tanzania
  • malawi
  • mozambique
  • zambia
  • botswana 1
  • namibia 1
  • namibia 2
  • botswana 2
  • south africa
::
reisverslag
Africa 2005 :: zambia :: reisverslag

if you go to zambia :: route, you can download video

 

 

Dinsdag 30 augustus 2005 (159 km) – Zambia, het échte Afrika?

 

Na het niemandsland, de koffie en het opslaan van de waypoints van Mozambique zoeken we de immigratie-beambte op in zijn kantoortje. De visa kosten 2x 25 US-dollar en we hebben alleen ‘n biljet van 100. Daar heeft-ie ff niet van terug. Er wordt iemand weggestuurd voor wisselgeld.

Bij de douane blijkt, dat Zambia niet op het carnet vermeld is. Geen probleem! We vullen een invoerformulier in en klaar is Kees.

Op het wisselgeld moeten we langer wachten. Maar na een half uur en een TOY-tour komt het dan eindelijk goed en gaat de slagboom, bijna plechtig, omhoog.

 

Voor ons ligt Zambia, dat zich afficheert als “het échte Afrika”. We zijn benieuwd. Zambia heeft de Victoria watervallen, het ruige noorden, het wilde westen en men spreekt Engels!

Vooralsnog rijden we op redelijk asfalt langs kleine nederzettinkjes met prachtig beschilderde lemen huisjes. De mensen geven ons ook hier het gevoel dat we welkom zijn.

 

 

Natuurlijk remmen we en rijden we terug bij het zien van een overlandauto aan de kant van de weg. Daar zijn de Duitse Ursula & Peter (Mitsubishi pickup met eigen camperopbouw). We wisselen, zoals gebruikelijk onder overlanders, het een en ander uit. En warempel, ze hebben zojuist afscheid genomen van Sarah & Piet-Hein (Middelburg) met wie ze een week hebben opgetrokken.

Is er dan toch nog een ontmoeting mogelijk? Sarah & Piet-Hein zijn op weg naar Lilongwe in Malawi. Wie weet treffen we ze vanavond in Chipata op MamaRula’s Campsite, dat dichtbij de grens ligt. 

 

De weg naar Chipata is niet zo slecht als we van anderen begrepen hadden en vlot zijn we op onze bestemming. Er is diesel te krijgen. Voor de zekerheid tanken we alles weer vol. De berichten over de bevoorrading van de tankstations zijn nog steeds aanleiding om zoveel mogelijk te tanken. Sarah & Piet-Hein vinden we niet. Jammer, het zal uiteindelijk met hen wel een Nederlands weerzien worden.

 

Op MamaRula’s Campsite hebben we het rijk alleen. Er is groen gras en volop schaduw onder de bomen, het sanitair is van hoog niveau en er is stroom, een internet-met-geduld-verbinding, bar en restaurant. De gastvrouw, Andrea, is hartelijk en ietwat, om niet te zeggen behoorlijk, gestresst. Er wordt gebouwd aan een banda, waarvoor maandag de eerste gasten geboekt zijn. Opgewonden spuit ze haar frustraties. Afrikanen denken niet vooruit! Ze bouwen geen huis, maar een muur ... en als de muur klaar is, gaat men pas over de volgende muur denken. Vervolgens bedenkt men ook nog dat er een deur in moet! Ze heeft het niet meer en eigenhandig is ze de badkamer aan het betegelen.

 

Wij trekken ons terug op onze plek en horen haar getetter op afstand aan. We besluiten een paar dagen blijven. Goed om onszelf beter in te lezen in Zambia, te relaxen en Mozambique te verwerken. 

Die avond krijgen we het schokkende nieuws over de plotselinge dood van een goede kennis, Cees…

 

Woensdag 31 augustus / vrijdag 2 september 2005 (19 km) – Thuis onder Mama’s regels

 

Rustige dagen slijten we hier. De temperatuur bevalt ons. Vanaf de tweede dag, zien we mensen komen en gaan. Op vrijdag rollen eind van de middag maar liefst VIJF overlandtrucks binnen. De trucks en het comfort verschillen behoorlijk. En dat geldt ook voor de gezelschappen. Soms is er geen enkele samenhang en bij anderen heerst een geweldige saamhorigheid en gezelligheid.

 

In het restaurant krijgen we een hele goede T-bonesteak voorgeschoteld. Er zijn jarige zussen te herdenken en uiteraard is de hangmat in stelling gebracht. Het lukt eindelijk om in de stad de gasflessen te vullen en Gerard doet boodschappen. Zo kan het gebeuren, dat we genieten van een “Gerardse thuishap”: steak, boontjes, aardappels en komkommers.

We raken bekend met de vaste tijden waarop de stroom uitvalt. Tot onze vreugde gaat men op deze camping spaarzaam met licht om. Daardoor kunnen we in de maanloze avonden genieten van de sterrenhemel. De wind zorgt voor verkoeling en laat dorre bladeren ritselend op het TOY-dak neerdwarrelen.

Ondertussen is de website weer bijna bijgewerkt, ons leesboek uit en weten we wat we in Zambia willen gaan zien en hoe we gaan rijden. Het is mooi geweest en morgen gaan we dus weer de baan op.

 

Zaterdag 3 september 2005 (141 km) – Van Chipata naar South Luangwa met koffie & gebak

 

Vanaf zes uur vertrekken de eerste overlandtrucks en om negen uur is het alsof ze er nooit geweest zijn. Voor we eind van de ochtend vertrekken, hebben we de laatste dingen op het internet gedaan, is een handwasje klaar en zijn de waterjerrycans gevuld. Na de laatste inkopen in Chipata rijden we de piste op die in westelijke richting naar het South Luangwa NP leidt.

De koffiepauze die we langs de piste houden, is een heel speciale. We hebben er namelijk echt gebak bij! 

 

Na een paar uur door het afwisselend vlakke en heuvelachtige landschap met kale boompjes en kreupel-hout, arriveren we halverwege de middag op het Wildlife Camp. Er zijn Zuid Afrikanen met hun dak- en partytenten, hun veldkeukens en hun braais. Er staat slechts één overlandtruck.

We beleven een paar stille en behoorlijk warme uren alleen op de camping. De mensen zijn op safari in het park. Het uitzicht is prachtig. De campsite ligt in een bocht van het brede stroombed van de Luangwa-rivier. Op dit moment slingert er slechts een smalle stroom water beneden ons in de bedding. In de verte horen we de hippo’s tekeergaan.

 

 

We eten die avond in het restaurant van de lodge. Omdat die een paar honderd meter verderop ligt, worden we opgehaald met de auto. Met het wild rondom is lopen in het donker te riskant. In het restaurant maken we kennis met Amsterdammers Ben (ex-politieman) & Nathalie (ex-Kawasaki). Ze hebben Nederland achter zich gelaten om te reizen. Ze managen de campsite tot de reiskriebels te sterk worden. Dan gaan ze weer. Kortom, het is laat als we naar de campsite worden teruggebracht.

Ondanks de flinke afkoeling is het nog steeds warm als we naar bed gaan. Luisterend naar het geloei van de hippo’s, trompetterende olifanten en jankende hyena’s slapen we zoetjesaan in.

 

Zondag 4 september 2005 – TOY-pitstop, Monza en apekoppen

 

Het plan om vandaag het park in te gaan is gewijzigd. Gerard gaat met Ben & Nathalie, echte Formule 1 fans, naar de race in Monza kijken. Maar eerst verhuizen we een stukje, waardoor we meer schaduw en een beter uitzicht hebben. Als Gerard een wiel wisselt, blijkt een van de Koni-schokdempers, die we mee gekregen hebben om te testen, te lekken. Niet veel, maar genoeg om ‘m toch maar te vervangen.
We krijgen bezoek van Saskia, die backpakkend rondreist en een georganiseerde safari doet. Ze werkt bij Buitenlandse Zaken en volgende week begint ze een stage van een maand op de Nederlandse Ambassade in Lusaka. Dat treft, want we hebben een pakket naar de ambassade laten opsturen. Saskia gaat er op letten en dus gaan we elkaar daar terug zien. 

 

Net op tijd voor de start van de Formule 1 is Gerard klaar met zijn pitstop. Voor mij ligt een echte luie zondagmiddag. Het is ook te warm voor veel beweging. Gelukkig is er verkoeling te vinden in het zwembadje.

Het meest opwindende moment van de dag beleven we als een stel bavianen onze vuilniszak plundert. We rennen achter ze aan. Die gelegenheid grijpt een derde apekop aan om de TOY binnen te dringen.
Hij grist uit een doos een pak macaroni. Op een voor ons onbereikbare plek propt ie alles naar binnen. Op afstand is het geknisper te horen als hij de macaroni fijn bijt. Smakelijk eten. Wij eten met Ben & Nathalie en het wordt weer een latertje.

 

Maandag 5 september 2005 (97 km) – Bolkonten op flatdogs

 

Om precies half elf vertrekken we nadat Ben & Nathalie een uitgebreide TOY-tour gekregen hebben. De gamedrive voert ons zo dicht mogelijk in de buurt van de rivier. Daar is in deze droge tijden het meeste wild te vinden. We krijgen nog steeds niet genoeg van al die “impoalaatsjies”, olifanten, giraffen, zebra’s, vervetaapjes en bavianen in hun eigen natuurlijke omgeving.

 

Eind van de middag melden we ons op de camping, die naast de vorige ligt. Deze campsite, Flatdog (vert. platte hond, zoals krokodillen vaak genoemd worden), is berucht om de overlandtrucks die hier meestal in groten getale komen. Vandaag staat er maar een, dat is dus lekker rustig.

Wij zoeken een plaatsje op het kampeergedeelte aan de rand van de rivier. Er zijn veel bomen. Dat is prettig voor de schaduw, maar ook heeft men op robuuste takken vlonders gebouwd, waar je je tentje kunt opzetten.

 

De receptioniste wandelt met ons over de camping en waarschuwt voor de vervetapen en bavianen. Bovendien ligt de camping op de route waar olifanten de rivier kruisen. Ze wandelen tussen tenten en toiletblokken door op weg naar de bush. Er is een speciaal gebouwtje waar je alle voedingswaar kunt opbergen. Laat je het in je tent dan loop je het risico, dat ze (olifanten en apen) inbreken! Gelukkig kunnen we alles in TOY goed achter slot en grendel bergen.

We hebben ons nog maar net geïnstalleerd als een olifantenfamilie oversteekt. Prachtig zoals de kleintjes in het midden worden genomen. Even later volgt nog een Mama Olifant met een baby. Spannend is het om ze met camera in de aanslag op de camping te volgen. 

 

In het internetcafé van de camping kunnen we e-mail binnenhalen. Voor TOY zittend kijken we ook hier prachtig uit op de Luangwa. Olifanten zien we niet meer, maar er zijn wel veel hippo’s. Ze zitten heel dichtbij en hun geluid is dan ook des te doordringender. Het is een hard koeiengeloei-varkensgeknor-combinatie dat overgaat in het bulderende gelach van een hele lage bas.

 

Na een TOY-pasta met komkommersalade genieten we in de maanloze zwoele avond van de sterren. Geleidelijk worden de hippo’s rustiger.

We slapen in op al die bijzondere bush-geluiden. Bijna dan, want ineens is er een geluid dat ik niet kan thuisbrengen. Het komt dichterbij. Als ik naar buiten gluur, zie ik naast de auto twee bolle in het maanlicht glanzende grazende hippo’s. Geweldig! Dan verdwijnen ze op de camping. Bewakers met blauwe lampen lopen rond om de dieren af te schrikken. Maar het maakt knze hippo's niet uit. Ze komen terug en dan staan ze een klein half uur roerloos een paar meter bij ons vandaan. Ze speuren ze de omgeving af tot ze weer gerust zijn. Dan grazen ze zich weer richting rivier en kunnen wij eindelijk gaan slapen.

 

Dinsdag 6 september 2005 (199 km) – Hoe wild een bushcamp zijn kan

 

Om zes uur doe ik mijn ogen open en kijk recht in de snuitjes van een stel vervetaapjes. Vanaf hun veilige boomtak gluren ze nieuwsgierig en op hun hoede naar ons. Wat een gave bushwekker.

 

Om tien uur zijn we onderweg naar North Luangwa NP. Het grootste deel rijden we over een heerlijke boszandweg. Soms zijn er opengebrande vlakten, dan weer is er bos of doornig wit struikgewas. Bijzonder is het om de witte strepen van as te zien, waar een dikke boomstam langzaam verbrand is.

We passeren droge rivierbeddingen, maar ook natte. Met een bedje van takken heeft men de bodem verstevigd. Of we spatten door restjes blubber en diepe plassen. Maar meestal is het krukdroog en stoffig.

Veel mensen wonen er niet.

 

De doorgaande weg loopt door het Nsefu Game Reserve en Luambe NP. Voor deze transits hoeven we niets te betalen, maar bij de in- en uitgangen gaat de slagboom pas omhoog als in het boek onze naam, kenteken, vertrekpunt en doel van de trip genoteerd zijn.

Op de camping van de enige lodge in Luambe NP drinken we een koele cola en gaan verder. Bij het Chikwenda Schoolsign moeten we kiezen. Rechtdoor gaat naar de Kanusha-gate en er wordt verwezen naar een “It’s Wild” bushcamp. Dat komt mooi uit, want het schemert al. Volgens de jongens aan wie we het vragen, ligt de campsite een paar kilometer verderop.

 

Na de passage over boomstammetjes van de Lundazi (rivier) gaan we twijfelen. Er is almaar geen bordje dat ons verder verwijst. Terug dus naar de afslag. Daar is niemand meer aan wie het nog eens kunnen vragen. Toch maar weer terug in noordelijke richting. De mannen van een vrachtwagen met pech zijn er zeker van dat er een bordje komt niet al te ver van hier. Althans dat is wat wij maken van het kreupele Engels dat de mannen spreken. Kilometer na kilometer rijden we en alles wat we zien is bos. Het is inmiddels helemaal donker. Dat wordt dus een bivak. Op de een kleine vlakke en min of meer open plek stellen we ons op voor de nacht.

Als die ene vrachtwagen voorbij is geknord, rest de stilte van bushgeluiden. De kleine maansikkel maakt dat de sterren kunnen schitteren. We genieten van ons eigen wilde bushcamp!

 

Woensdag 7 september (125 km) – Heen & weer & toch naar ‘t veer

 

Omdat we het beruchte piepje bij een schokdemper weer horen, besluiten we tot maatregelen. Gerard brengt een extra ring aan, zodat er meer voorspanning op de rubbers komt. Om half negen is de klus geklaard en het ontbijt genoten. We kunnen weg. Mooi op tijd, want het is alweer behoorlijk warm.

 

Na bestudering van gps en kaart, is het ons duidelijk dat we vlak voor Luélo zitten, waar de afslag naar de pontoon moet zijn. Dat is de plek waar we de Luangwa moeten oversteken. In Luélo worden we weer terug verwezen voorbij de airstrip en dan “straight”. Tjesses! Weer terug en waar we moeten afslaan, is ook onduidelijk. Er zou een bordje moeten zijn. Hoe we ook rijden, er is niets te zien. We rijden de 40 km terug naar de afslag bij het Chikwenda schoolsign. Dan gaan we maar via de Kanusha Gate. Dat leek ons sowieso een mooie en spannende route. De weg loopt via een flink aantal kleine dorpjes. “Camps” noemt met die en gezamenlijk vormen deze camps een dorp, dat Chifunda heet.

 

Bij de Gate komt weer het boek tevoorschijn. Maar dan gaat de gatewachter bellen met zijn chef voor toestemming. De aardige jongeman probeert het een paar keer, maar een barse stem aan de andere kant van de lijn laat keer op keer steeds meer geïrriteerd zijn “negative!” horen. De route en het zuidelijke deel van het park zijn exclusief voor de gasten van drie lodges. Dus moeten we dezelfde weg weer terug. Eén verschil is er. We krijgen een plattegrondje mee, waarop de route naar de noordelijke toegang van het park staat. Voor de derde keer rijden we de 40 kilometer door het mooie bos.  

Helaas, ook het kaartje blijkt niet te kloppen. Uiteindelijk fietst een jongeman uit het dorp ons voor naar de afslag, die pal naast de airstrip blijkt te liggen. In een struik vinden we, na enig zoeken, zelfs het bordje dat naar de Mwanza-pontoon verwijst. Het plankje heeft dezelfde kleur als de dorre struiken waar het in weg is gezakt. We geven het een betere en van de weg af zichtbare plaats.

 

Eind goed al goed. We toeren over weinig gebruikte paadjes door de bossen naar de rivier. Daar moeten we nog eens zoeken naar de plek waar de rivier kan worden overgestoken. In de regentijd gaat dat met een kleine ponton (the Mwanza-pontoon), maar nu moeten we door het water rijden. Het is een uur of vier en op advies van de parkranger gaan we naar het bushcamp “It’s Wild”. Komen we toch nog op de camping die we gisteren hadden gepland en die dus heel veel verder weg blijkt te liggen dan de “paar kilometer”.

Bij de toegangspoort in de rieten omheining komt Aïda ons met een brede grijns tegemoet. Ze had ons al verwacht én herkend! Sarah & Piet-Hein (Chipata, elkaar net misgereden) waren er een paar nachten geweest. Ze hadden een foto van Gerard & TOY laten zien en gezegd dat we vast zouden komen. Bovendien had iemand van Luélo ons zoekende gezien in het dorp. Ook Ria & Stefan (Senga Bay/Malawi) blijken er gekampeerd te hebben.

 

 

De campsite is heerlijk en echt bush. Vanuit de schaduw kijken we uit op de rivier. En ook hier laten de hippo’s zich horen. Gerard wil de ponton bekijken. De ranger met geweer gaat mee, want hij is er voor onze veiligheid. Hij vertelt over een collega die vorig jaar door een krokodil werd gedood toen hij aan het vissen was. Al veel vaker hadden we ons erover verbaasd, mensen te zien vissen bij rivieren waarin krokodillen zitten. Ze moeten wel, vertelt de ranger. De mensen hebben zaden nodig en die krijgen ze door met vis te betalen. Vooral als er weinig water is, wordt de meeste vis gevangen. Maar dan is ook de krokodil dichtbij!

Met tranen is zijn ogen vertelt hij hoe hij zijn vriend vond, de krokodil wegjoeg en het lijk in veiligheid bracht. En ook uit hij zijn frustraties dat hij en de dorpelingen er niet in geslaagd zijn om de moordenaar als vergelding te doden.

 

Samen met de ranger en Aïda zien we de zon in een rood-oranje gloed ondergaan. Dan laten ze ons alleen en wij genieten van soep, aardappelpuree met boontjes en worstjes. Lekker zo’n bush-blik-pakjes-maaltijd, zeker met de witte wijn uit een kartonnen pak.
Van Aïda hebben we een flinke emmer warm water gekregen en met een heerlijke bushdouche spoelen we het stof en gedoe van deze dag van ons af.

Het is inmiddels ook lekker afgekoeld. In de stille nacht laten we vanuit ons bed door het geopende dakluik weer de indrukwekkende sterrenhemel op ons inwerken. We vallen in slaap op het geluid van plonzende en loeiende hippo’s.

 

Donderdag 8 en vrijdag 9 september 2005 (190 km) – Van een Koude Kermis naar Hot Springs

 

Even na negen uur zijn we klaar voor de rivieroversteek. De zanderige bodem is hard genoeg en het water niet al te diep. Geen probleem, dus gaat Gerard nog even terug zodat ik een video-opname kan maken. North Luangwa NP is droog en dor en we zien alleen groepjes schuchtere puku’s. Maar de rauwheid van de natuur is indrukwekkend en het rijden over de zandweg gewoon weer heel toys. Meer westelijk kruipen we omhoog langs de helling van de riftvallei. De temperatuur daalt navenant en er zijn grotere bomen.

Om een uur of twee zijn we bij de westelijke uitgang, de Mano Gate. Daar komen van een koude kermis thuis. We hadden niet de gratis transit gemaakt zoals we dat gewend waren bij Nsefu en Luambe. Nee, deze keer worden we beschouwd als parkbezoekers. Of we dus maar even 15 dollar p.p. en voor TOY willen betalen. We leggen uit, dat het wel zo sympathiek is als ze bij de entree een bord zetten met de toegangsvoorwaarden en tarieven.

Discussiëren op zijn Afrikaans verloopt overigens via nogal grillige paden. Als je met een argument komt dat hout snijdt, gaat men daar niet op in, maar dan schakelt men eenvoudigweg over naar een totaal ander item. Het went en we weten steeds beter wanneer energie verspild dreigt te raken.

 

Bij het asfalt van de Great North Road (T2) slaan we af in noordelijke richting. Men heeft ons enthousiast gemaakt voor de Kapishya Hot Springs campsite. Het ligt op het terrein van een groot landgoed, Shiwa N’Gandu Estate. Op de uitgestrekte landerijen houdt men vee en is een wildboerderij gevestigd. Wildboerderijen worden gezien als een goed alternatief voor het jagen op het “vrije” grootwild en men hoopt dat daardoor ook het stropen in de parken afneemt. Op deze commercieel ingestelde bedrijven kunnen mensen legaal, maar wel voor veel geld, jagen.

Het is te laat voor een bezoek aan het huis van het landgoed, dus installeren we ons bijtijds op een heerlijke schaduwplek van de Hot Spring Lodge aan een sprankelend beekje. En oh, wat is het genieten van een bad in het bronwater. Stel je voor, rondom palmen, de ondergaande zon, een zacht briesje en warm water dat opborrelt uit wit zand. En daar poedel je dan in rond! We besluiten dan ook maar meteen om een dag langer te blijven.

We eten heerlijk in het restaurant van de lodge en maken kennis met Mark Harvey, de eigenaar. Hij is een kleinzoon van de grondlegger van het landgoed. Smakelijk vertelt hij over de kleurrijke man die zijn grootvader was. Deze Engelse aristocraat ontdekte Afrika voornamelijk te voet en vestigde zich hier zo’n eeuw geleden. Hij omringde zich met alle genoegens die de Engelse adel in die tijd paste. Het boek “the Africa House” gaat over zijn leven.

Het is een uiterst gezellige avond die we aldus met Mark doorbrengen. Boeiende verhalen en komische anekdotes over zowel zijn familie als lodge-gasten houden ons aan de bar gekluisterd. De feestvreugde wordt nog flink verhoogd door de oer-Schotse overlanders Ian (“Sobbel”) & Ali en dito whisky's.

 

Op de campsite is ook een Nederlands gezin. Annemarie & Jan, met hun dochters Sarah en Maria van 3,5 en 1,5 jaar. Na een jaar vrijwilligerswerk in Zambia, ronden ze deze periode af met een trip door het land. In hun gammele auto, simpele tentje en minimale kampeeruitrusting laten ze zien hoe het ook kan. De meisjes doen ons erg denken aan onze kleindochters en het Opa-Oma-gevoel kriebelt. Voor Sarah zijn wij “vriendinnetjes” en tevreden stelt Gerard vast, dat zijn vrouwelijke kant eindelijk erkenning krijgt.

 

Als altijd, wordt ook deze campingdag benut voor wasjes, lezen, schrijven, kleine reparaties, licht poets- en laptopwerk. We brengen de nodige tijd door in het bronwater en net als na een sauna is het heerlijk om daarvan weer bij te komen. De tijd vliegt en we zijn weer helemaal klaar voor de volgende etappe.

 

Zaterdag 10 september 2005 (366 km) – De oudste kleinzoon en een dode ontdekkingsreiziger

 

Voor we vertrekken, ga ik nog een keer in de warmwaterbron badderen en bespreekt Gerard met Mark hoe serieus zijn aanbod is om de lodge ’n tijdje te komen managen, wanneer we maar willen. Het is hem menens en wij beloven het in ons achterhoofd te houden. Op de campsite wisselen we met Ian & Ali (Landrover, daktent, verscheept naar Kaapstad) reisinformatie uit en beider auto’s worden van alle kanten bekeken.

Het Shiwa-N’Gandu-huis bezoeken we niet, maar wel wandelen we in de tuin van het vervallen huis. De kennismaking met de oudere broer van Mark, die er woont is kort en krachtig. Na zijn introductie als “de oudste kleinzoon”, maant hij ons vooral het uitzicht vanaf het meer te gaan bekijken en weg is hij.

Wij blijven er niet lang en bereiken het asfalt van de T2 op een mooie tijd. In Mpika slenteren we over de lokale markt en doen een paar inkopen voor we verder zuidwaarts gaan naar het Kasanka NP. Met een lekker muziekje op de speakers zoe en we over glad asfalt naar de piste. Onze TOY is fantastisch in deze afwisseling van snel op asfalt en hobbelen op pistes. En wij genieten van beide.

 

Vlakbij het nationale park, dat vooral beroemd is vanwege de sitatunga’s, een antilope-soort die zich schuilhoudt in moerassen, is de plek waar Livingstone bezweek aan malaria. Eenzaam en alleen, naar het schijnt. Hij werd door zijn trouwste bedienden, twee inlanders, gebalsemd en naar de kust teruggebracht. Vandaar werd het lichaam naar Londen vervoerd, waar onze ontdekkingsreiziger een heldenbegrafenis kreeg. Omrijden om het bord te lezen, waarvan ook een foto in onze reisgids staat, vinden we niet de moeite waard.

De tijd dringt overigens en als we het park inrijden, schemert het al. Op de Fibwe campsite staan we paradijselijk alleen. Behalve dan, dat Kenneth die de plek beheert, ons van water en een kampvuur voorziet.

Bij het vuur genieten we van onze pasta en toebehoren. Met het oog op het familiereisje morgen bellen we met Mirre & Iza en de familievoorzitter. Zo zijn we er toch een beetje bij.

Afgezien van wat krekelgeluid is het er stil en donker. We slapen vroeg na de latertjes van de afgelopen dagen.

 

Zondag 11 en maandag 12 september 2005 (260 km) – Omgerukte bomen 

 

Om zeven uur gaan we met Kenneth naar de Hide om de sitatunga te spotten. De Hide is een houten uitkijkpost op 21 meter hoogte in een hele grote dikke Mahonieboom. Het is een schitterende plek en op grote afstand zien we hier en daar op de vlakte dieren. Gelukkig weet Kenneth dat dát nu de beroemde sitatunga’s zijn. Wij bespeuren een bruine vlek en als we heel goed kijken, zien we ook iets van de horens. Maar het maakt ons niet uit, we hebben hem gezien en het is goed toeven daar boven in die boom.

Tevreden nuttigen we ons ontbijt. De zondag van het familiereisje is bij ons in ieder geval goed begonnen. 

 

Voor de tour door het park volgen we een track van t4a. Althans een stuk, we besluiten het nu droge moeras te kruisen op een klein paadje. We hebben geen idee waarheen het gaat en gelukkig blijkt een klein houten boomstambruggetje volgens onze w&w-deskundige sterk genoeg. Omkeren is hier niet mogelijk.

Het bos is droog en kaal en het is duidelijk dat hier zelden iemand rijdt. Misschien alleen de stropers over wie Kenneth vertelde. Vanuit Angola/Congo komen mannen met voedsel en ruilen dat met arme Zambianen voor ivoor. Hoewel er lange gevangenisstraffen op stropen staat, nemen mensen die honger hebben dat risico. Ondanks strenge bewaking en patrouilles worden nog steeds olifanten gedood en verdwijnen de slagtanden naar de omringende landen.

 

Bij een tweede boomstambrug, krabt Gerard bedenkelijk achter het oor. Hij betwijfelt of het krakkemikkige hout sterk genoeg is voor de 3,5 ton van TOY. Het beste is, besluiten we na overweging, om er maar gewoon keihard overheen te scheuren. Ik sta klaar met de video en beloof hoe dan ook door te blijven filmen!

De passage maakt een enorm kabaal en heelhuids bereiken TOY en Gerard de andere kant. We proberen het boomstambrugdek een beetje te fatsoeneren, maar de sporen van deze oversteek zijn behoorlijk zichtbaar.

 

Verderop moeten we even zoeken naar de voortgang van de route. Een stukje terug moeten we. Dus ook weer onder die laaghangende boom door, waar we met moeite en een hoop gekras gepasseerd zijn. Maar terug is niet hetzelfde als heen! Een tak blijft hangen achter de spanbanden waarmee de reservewielen op het dak gebonden zijn. Met een enorm gekraak komt de hele boom omlaag. Gerard geeft gas, zodat de boom voornamelijk achter, in plaats van óp TOY terecht komt. Door al dat geweld is een reservewiel losgerukt en hangt een beetje zielig voor de bestuurdersportier.

 

 

Na de berging kunnen we weer verder. (Pas over enkele dagen zullen we vernemen, dat tijdens het familiereisje een synchroon-actie werd uitgevoerd! Met dank aan Peter en Rik.) Hoogtijd voor koffie. Onder een boom naast de weg vinden we een beetje schaduw.

 

Maar het is vandaag adventure-day, dat zijn familiedagen immers. Als we achteruit rijden naar het pad klinkt een verontrustend geluid. Op het eerste gezicht vinden we niets tot we de afgescheurde spatlap zien liggen. Het aluminium waaraan die bevestigd was, is kromgetrokken en loopt tegen de achterband. Geluid verklaard. Het kettinkje waarmee de spatlap omhoog getrokken wordt was bij de laatste brugpassage losgeschoten. Vervolgens kwam de spatlap onder de band en werd de hele boel losgescheurd. Na voorlopig herstel rijden we weer verder door het mooie en ruige bos.

 

We gaan langs bij Head Quarters om te betalen. Daar treffen we Dora & Kim die het park managen. En zowaar, we zien ook een beeldscherm met internet! We mogen gebruikmaken van de verbinding, die ook vanuit deze uithoek via satellieten loopt. Bijzonder blijft het om op de gekste plaatsen contact met de hele wereld te kunnen leggen.

Na een soeplunch in het park rijden we in twee uur 220 asfaltkilometers zuidwaarts tot we een bordje camping zien. Mooi op tijd, we zijn toe aan een douche. Die vinden we bij de Forestlodge. Het restaurant is goed en in de open banda vinden we schaduw en stroom. We blijven nog een dag om onze bush-ervaringen te verwerken. Tussendoor knip ik stukje bij beetje mijn haar.

 

Op de campsite zijn we de enige gasten. Dat is wel zo rustig. Alleen krijgen we die nacht een lawaaiige vogel op bezoek in de boom pal naast ons. Het licht van onze schijnwerper deert de herrieschopper totaal niet. Pas als Gerard aan de boom heeft staan schudden wordt het stil. Deze boom blijft gelukkig wel overeind!

 

Dinsdag 13 (311 km) / donderdag 15 september 2005 (46 km) – Pioneersdagen in Lusaka 

 

Na een gebakken ei, het vullen van de watertanks en een vlotte rit zuidwaarts over de Great (zonder potholes!) North-Road, zijn we halverwege de ochtend in het grote shoppingcenter Manda Hill van Lusaka. Het is een echte reis-werkdag. Dat betekent: pinnen (dat lukt hier tenminste makkelijk), reparatie van een band, boodschappen (Shoprite én Spar), internet (Kilimanjaro/Manda Hill), tanken (er heerst nog steeds schaarste en een beetje aanpappen met de pompbediende maakt dat we meer dan het rantsoen krijgen), afspraak bij de Toyotadealer, enz. Bij de ambassade is het pakje nog niet bezorgd en Saskia treffen we op het nippertje.

 

Omdat we wel een paar dagen nodig hebben, gaan we de campingmogelijkheden langs. Uiteindelijk vinden we het Pioneer Camp het meest geschikt. Alleen al het restaurant is de moeite waard. De T-bone steak is van een kwaliteit die we bijna vergeten waren en we dreigen verslaafd te raken aan het saladebuffet. De gastheer en -vrouw (Sandy & Neil) zijn klantgericht en vriendelijk. In de bar/restaurant zitten we lekker met laptop, leesboek en elkaar. In het kantoortje kunnen we met de eigen laptop het internet op. We vermaken ons uitstekend.

 

De dag dat Gerard met TOY naar de dealer is om eindelijk het lampjesprobleem te laten oplossen, blijf ik op het Pioneercamp en wissel tussen lezen, laptop en luieren bij het zwembad. 

Gerard komt opgetogen terug uit de stad. Bij de Toyotagarage heeft men goed werk geleverd. Alles is weer zoals het moet zijn. TOY ziet er ook nog eens fantastisch uit na de wasbeurt die hij genoten heeft. Dat is zo lang geleden, dat we gewoon moeten wennen aan zijn witte uitstraling. Het beddengoed en andere spullen worden schoon en gladgestreken bij ons terugbezorgd.

We maken kennis met het oudere echtpaar Trish (Z.A.) & Eric (Zimbabwe). Trots laten ze hun off-road caravan zien en Eric is helemaal weg van TOY. In geuren en kleuren vertelt Trish hoe ze elkaar via een contactadvertentie hebben leren kennen. Ze ligt weer helemaal dubbel als ze terug denkt aan hun eerste ontmoeting. Om herkend te worden zou ze een knalrode trui dragen, niet wetend dat Eric kleurenblind is! Het kwam goed, ze zijn alweer drie jaar gelukkig getrouwd en hebben een goed leven in Malawi!

Op de laatste dag brengen we nog tijd door met de Nederlandse Mark & Hanne. Ze zijn in ruim twee maanden vanuit Windhoek/Namibië naar hier gefietst. We moeten aan Mike & Lisa (Chitimbe Beach/Malawi) denken, als ze vertellen, dat het deze reis was die hen samen bracht. Of en hoe ze samen verder gaan is ook hen nog niet helemaal duidelijk.

 

Het wordt tijd om te gaan. Het pakje is nog niet op de ambassade gearriveerd. We komen nog terug in Lusaka, dus spreken we af, het later nog een keer checken.

 

Vrijdag 16 september 2005 (200 km) – Op naar het wilde westen

 

Alles van Mozambique is update-klaar, behalve de internetverbinding van Pioneer Camp. Dus installeren we ons in het Kilimanjaro Café in het Manda Hill Shoppingcenter. Helaas gaat ook hier niet alles van een leien dakje en het kost een hele hoop tijd. Na de inkopen, gaan we dan eindelijk om half vier de stad uit. De asfaltweg in westelijke richting (M9) is goed en rond zes uur slaan we in Mumbwa af op een piste in noordelijke richting.

Langs de oostkant van North Kafue NP gaan we naar de noordelijke toegang van het park. In onze reisgids wordt dit beschreven als “een uitdagende tocht”. En daar houden wij wel van.

Na een paar denderend slechte kilometers wordt de piste beter berijdbaar. Het schemert als we de ronde en mooi beschilderde lemen huisjes met akkertjes en wat vee achter ons laten. We rijden van de piste af door het olifantengras en tussen boompjes achter een heuveltje vinden we een heerlijk plekkie.
We ruimen de boodschappen op en zien hoe de ondergaande zon de hemel van geel, naar oranje en lila kleurt.

 

 

De krekels gaan tekeer en horen een “out-of-africa-vliegtuigje” overvliegen. Als we om een uur of half acht gaan eten, wordt het bos verlicht door de bijna volle maan. En tegen de tijd dat we naar bed gaan, is het heerlijk fris geworden. We slapen als roosjes.

 

Zaterdag 17 september 2005 167 km) – Van een lekke band, rivercrossings & barre bush

 

Als we om half zeven opstaan, heeft de zon stuivertje gewisseld met de maan en schijnt dus door de bomen. Gerard heeft vannacht bedacht, dat het beter is om de reparatie van de spatlap niet uit te stellen. Op de pistes liggen al te vaak steentjes en we weten wat die kunnen aanrichten. Om er goed bij te kunnen gaat de band eraf. Jammer, staat de handrem er niet op en rolt TOY wat naar voren. Krikkie scheef, andere krik erbij en alles opnieuw.

Dat, samen met een technische checkronde, maakt dat we pas om half negen aan de koffie kunnen! Na het ontbijt vinden we dat de band, degene die er net nog af was, er toch wel een beetje afgetobd uit ziet. En ja hoor, hij is lek. Pech dus. Maar we hebben ook geluk. Het afwassopje blaast mooie belletje.
Het lek is gevonden en kan ter plekke gerepareerd worden. Met een zogenaamd “propje” wordt het gaatje gedicht. Om tien uur rijden we dan eindelijk op de mooie rode piste met een vaartje van 80.

 

 

Special: 150 Kilometer Bar & Bush

 

Tegen de tijd dat we langs de grens van het Kafue NP rijden, is de piste veranderd in een hobbelige en uitgespoeld flets weggetje en is onze snelheid behoorlijk teruggelopen. De bush bestaat over grote afstanden uit dicht bij elkaar groeiende dunne kale boompjes. Dat wisselt af met stukken bos waar hogere bomen met groen blad staan. En overal is er het hoge, gele olifantengras. Zuid Afrikanen hebben voor de grill een gaas om te voorkomen dat delen van dat gras op de radiateur komen. Het schijnt voor te komen, dat de graszaden daar zo heet worden dat ze ontbranden. 

De route wordt beschreven in de reisgids en de gps laat een t4a-track zien. Een makkie voor mij dus, navigeren is op deze manier nogal eenvoudig. We bereiken de westelijke toegang (Kabalushi Gate) van het park. Het is er stil en verlaten, zoals het vanaf Mumbwa steeds is geweest. We zitten voorlopig op een transitroute naar het noorden. Vandaar bereiken we via een boogje westwaarts de noordingang, de Kabalanga Gate.

Maar zo ver zijn we nog niet. Eerst op weg naar de oversteek van de Kafue-rivier. We wuiven vrolijk naar mensen bij een paar hutten vlak voor het pontje. En jawel, die ligt op de helling en zal voorlopig niet varen, zoveel is duidelijk. Oeps, we hebben dat hele eind toch niet voor Jan Doedel gereden?

Terug naar de huisjes. We proberen duidelijkheid te krijgen bij een vrouw met een kindje. Vriendelijk glimlachend lijkt ze zo’n beetje lukraak ja en nee te zeggen. Komen we niet ver mee. Gelukkig, er komt een man uit een van de hutten en hij is in rangersuniform. Dat biedt perspectieven! Tot onze vreugde horen we dat we vanaf het pontje een bandenspoor moeten volgen langs de rivier. Een eindje verderop kunnen we er dan doorheen. Met deze Landcruiser kan dat, knikt-ie geruststellend, terwijl hij zijn blik onderzoekend over TOY laat glijden.

Het spoor hobbelt over terrein dat in de regentijd onder water staat en nu keihard is opgedroogd. Bij de rivier gaan we te voet op onderzoek uit en vinden een bandenspoor dat in het water verdwijnt . Schuin aan de overkant ontdekken we een berijdbaar taluud. Mooi zo! Maar nog beter, vanaf de overkant komen twee mannen door het water aangelopen. Dat is een tref, kunnen we rustig bekijken wat de doorwaad-route is en hoe diep het is. Eitje! Opgelucht zijn we ook! Vlakbij hebben we hippo’s gezien en als die er zijn, zijn er ook kroks. Door het water gaan lopen om de rivieroversteek te verkennen is dan niet de leukste zaterdagbesteding. Als dank geven we de boys een fles water. Verbaasd pakken ze het aan, niet begrijpend waaraan ze dat verdiend hebben.

 

Vanuit het luik leg ik de oversteek vast. Twee camera’s draaiende en mezelf staande zien te houden, is een helse toer. Dus doen we het nog een keer over. Dat wil zeggen: Gerard rijdt een keer terug en heen. Of omgekeerd. Ik verzorg de beelden deze keer met vaste grond onder de voeten. Maar het blijft een uitdaging foto’s te knippen met de linker- en te filmen met de rechterhand!

 

 

Het exploringgevoel wordt na deze oversteek alleen maar sterker. Het pad is smal en de begroeiing heftig. Het olifantengras slaat tegen de voorruit net als de takken. Gerard heeft het dode hout nog niet van de weg gesleept of ik sta weer takken opzij te houden, omhoog te duwen of laag te houden. Bij de tientallen bomen die ons de weg versperren moet er een ommetje gemaakt worden. Waar anderen ons zijn voorgegaan, kunnen we de sporen volgen. Zoniet, dan is het een heel gezoek om weer zonder kleerscheuren terug op het pad te komen. Op uitgespoelde stukken hangt TOY zo ongeveer in een hoek van 45 graden en bij steiltes bonkt de, gelukkig soepel meebewegende, bumper tegen de grond.

 

Het gebied is ook beroemd, of liever gezegd, berucht vanwege de tseetseevliegen. Een beet van deze grote bruine insecten kan de slaapziekte veroorzaken. Ze worden aangetrokken o.a. door beweging. Al rijdend hebben we dan ook met regelmaat een tseetsee-escorte. Als we buiten de auto moeten zijn, wachten we stilstaand net zolang tot ze hun interesse verliezen. Doen we dat niet dan worden we besprongen of ze duiken de auto in om veel later toe te slaan. En het zijn knap gemene beten.

 

Bij Lupenba Post treffen we weer eens een slagboom aan. In het boek vullen we voor de zoveelste keer de bekende dingen in. Deze keer wordt er ook gevraagd naar wapens. De meeste passanten blijken inderdaad een of twee (hand-)wapens bij zich te hebben. Als we ernaar vragen, mompelt de man, dat er nu eenmaal overal “criminals” rondlopen. Wat hij er precies mee bedoelt, wordt ons niet echt duidelijk.

 

Het Lungapontje ligt weliswaar aan de overkant, maar is gelukkig wél in bedrijf. De rivier is hier te diep voor een doorwading. Terwijl we staan te wachten op ... tja op wat eigenlijk, komen er een paar jochies. Het pontje komt echt wel, verzekeren de mannetjes ons. Maar “this is Africa”, dus wanneer dat zal zijn, blijft voorlopig in het ongewisse. Aan de overkant is niets of niemand te zien.

We doden de tijd wat en pulleken het olifantengras weg van de radiateur. De jongens helpen, met hun kleine handen kunnen ze er veel beter bij. Gerard dolt met de kids. En we wachten...

Eindelijk is er beweging aan de andere kant van de rivier. Een groepje voetgangers komt aangelopen en gaat het pontje op samen met de veerman. Als een directeur laat de veerman een groep kids het werk doen. Met zijn allen trekken ze aan de kabel, terwijl hij toezicht houdt. En zo nadert het pontje langzaam maar zeker.

Voor we op het pontje mogen rijden, moeten alweer onze gegevens in het boek ingevuld worden. De oversteek kost 20.000 kwatcha (is vier euro) en voor de kinderen vraag de man “sweeties”. Wij delen biscuitjes uit en iedereen is tevreden. Gerard neemt plaats tussen de jochies en rukt en trekt mee. Hij zweept ze op en het wordt een dolle boel. Het pontje gaat ondertussen twee keer zo hard. We vinden dat ze nog wel een pak biscuits verdiend hebben. Zij ook wel en blij zwaaien ze ons na.

 

Ten noorden van het park passeren we eindelijk weer een dorp. De hutten zijn hier helemaal van riet.
De mensen zwaaien opgetogen. Al snel daarna is de wereld om ons heen weer stil en verlaten. Een paar kilometer op de piste richting park slaan we ons bivak op. Buiten zit het barstensvol kleine en errug irritante vliegjes. We blijven dus in de auto met de motor en de airco aan. Gerard klautert binnendoor naar achteren en doet het dak open. En we wachten… Kortom, zo bar kan het zijn in de bush!

 

Om ‘n uur of zeven, als de zon is ondergegaan, is het buiten vliegvrij. Het eten kan gemaakt en de wijn geschonken worden. In het licht van de maan genieten we na van een barre bushdag en eten we een soeppie, couscous met groenten uit blik en Marokkaanse saus uit een potje. Met de “frugteslaai” uit blik sluiten we ons bushdiner af en tevreden kruipen we in bed voor een fantastisch afgekoelde bushnacht...

 

 

Zondag 18 september 2005 (80 km) – Knisperbos, luierende leeuwenmannen en over wild wild

 

Alles knispert in dit bos. Als twee kleine kinderen stappen we rond en om het bos nog harder te laten knisperen! Het na de regentijd snel gedroogde zanderige leem knispert. Net als de droge bladeren, de takjes, het gras … Overal waar je je voeten zet, knispert het. Zelfs de bomen! We ontbijten in ons “knisperbos” voor we koers zetten naar de Kabalanga Gate.

 

Na het entree-ritueel genieten we van een heerlijke tocht door het park. Terwijl ik de omgeving in de gaten hou, hamert Gerard tegen de piepende schokdemper. Na twee tikken zit ie weer op z’n plek.

We zien (de achterwerken van) zebra’s en de nodige “impoalaatsjies”, waaronder ons favoriete hartebeest.

Gerard gaat, geheel tegen de regels in, de auto uit om een foto te maken van een traditionele “fishtrap” in de rivier. Gaat ie ook nog een stukje hard lopen. Niet echt verstandig, want dat kan een leeuw best lekker prikkelen.

We lunchen op een mooie plek langs de Kafue-rivier met uitzicht op een groep hippo’s. Ze hebben een goede bui en fotogeniek bewegen ze zich zo’n beetje voor ons heen en weer. Het landschap in dit deel van het park wordt vooral door de rivier en de nu droogstaande zijarmen bepaald. Het is heerlijk toeren. Helemaal fantastisch is het als we twee herenleeuwen aantreffen. Lui liggen ze in het hoge gele gras onder een paar boompjes. In de hitte van de dag zijn ze nog net bereid heel even hun prachtige kop met donkere manen op te tillen.

 

Halverwege de middag hebben we ons op de Lufupa campsite aan de rivier geïnstalleerd. Het is heet en wij volgen het goede voorbeeld van de leeuwenmannen. We luieren!

Als we aan de TOY-avond-macaroni zitten, wordt het kampvuur bij iedere kampeerplek aangemaakt. Men is hier vooral de Zuid Afrikaanse toerist gewend. En die lui die “braaien” dat het een lieve lust is. Voor ons is een kampvuur in de eerste plaats bedoeld als bron van warmte en licht. In beide is in ruime mate voorzien. Dus mikken we er een emmer rivierwater over. Zo dat is een stuk koeler en we zijn meteen van de rook bevrijd.

 

De geplande “nightdrive” (rit om nachtdieren te zien) gaat niet door. Volgeboekt. Jammer, maar we zitten er niet echt mee. De kans om een luipaard te zien, voor ons de enige reden om mee te gaan, is op dit moment nogal klein. Het is volle maan en bovendien beschikken de roofdieren op dit moment over volop makkelijke snacks in de vorm van jonge wrattenzwijntjes. Dus waarom zouden ze zich inspannen en dan nog in het donker ook? We vermaken ons dus met sterren tellen en het hippo-geloei.

 

Ook praten we over de risico’s van het wilde dier. De mensen van de camping zijn diep onder de indruk van de dood van een campinggast een paar dagen geleden. Na twee nachten op deze camping was de wat oudere man tijdens een gamedrive de auto uitgegaan om foto’s te maken van een wrattenzwijn met jonkies. Hij had de olifantenmoeder met haar baby niet gezien.
Zij de man echter wel! Voor de ogen van zijn zoon werd deze man gedood door de olifantenmoeder.

Voor de zoveelste keer worden we eraan herinnerd, dat “game geen game is” (“wild geen spelletje is”).

Met goeie voornemens om de auto niet zomaar te verlaten zoals vandaag, gaan we onder de volle maan naar bed op de stille camping waar alleen nog hier en daar een vuurtje smeult.

 

Maandag 19 september 2005 (232 km) - Tseetseevliegen en rotmuggen

 

Tegelijk met de zon staan we op. Onderweg naar de zuidpoort van North Kafue NP zien we van alles (zebra’s, wrattenzwijnen, impoalaatsjies), maar geen luipaard of leeuw.

Mooi op tijd, om tien uur moeten we het park uit zijn, staan we bij de slagboom. En aan de andere kant staat warempel een camper met Belgisch kenteken. De mannen aan de poort wachten rustig af tot we zijn uitgekletst. Coen & Heidi zijn al een ruim jaar onderweg. Via West- en Centraal Afrika zijn ze naar het zuiden gereisd. We spreken af dat we per e-mail elkaar meer gedetailleerd gaan informeren. We zijn blij om weer een bevestiging uit de eerste hand te krijgen. De route, die wij voor onze TOY-terugreis in gedachten hebben, is heel goed te doen. Mooi dus!

 

Via de asfaltweg die Kafue NP in een noordelijk en zuidelijk deel splitst, rijden we westwaarts tot de afslag in zuidelijke richting. Vroeger was dit de hoofdverbinding van Lusaka met het zuiden. De enige sporen van dat roemrijke verleden zijn de restjes asfalt hier en daar. Het gebied is onbewoond. Halverwege moeten we bij een roadblock stoppen voor een zogenaamde tseetseecontrole. Een man loopt met een vangnetje rond de auto. Iedere tseetseevlieg moet hij zo vangen. Komisch! Een foto mogen we best maken. Sterker hij gaat er eens goed voor staan.

De roadblocks bij de stuwdam zijn serieuzer van aard. De bekende dingen moeten weer in het boek genoteerd worden en weer is er de vraag naar wapens. Aan het eind van de dam, anderhalve kilometer verderop, herhaalt hetzelfde ritueel zich.

Overal in Afrika moet het beroep worden ingevuld. Men is er dol op. “Geen beroep”, waarmee we naar waarheid begonnen, werd niet geaccepteerd. Niet op onze leeftijd tenminste. Om problemen te voorkomen, noemen we Gerard zijn beroep(-sverleden) maar niet. Bij slopers is de associatie met springstoffen er altijd en dat zou makkelijk wantrouwen kunnen oproepen. Dus wordt Gerard “civil engineer” en dat is hij ook. Ik kan zonder enig risico “psychologist” invullen. Het stemt de Afrikaan tevreden. Mooie beroepen, vinden ze zonder uitzondering. Zijn wij het dik mee eens natuurlijk.

 

De David Sheperd Campsite is geen campsite. Het is een huisjesterrein van de Wildlifeclub en wij worden lid voor een minimaal bedrag. Dat geeft ons, en al onze familieleden (!), het recht om er voortaan voor niets te kamperen. Een donatie bij het vertrek blijft overigens welkom, wordt ons verteld. Als kersverse clubleden genieten we van groen gras onder de voeten en een schitterend uitzicht op het stuwmeer. Voor de sanitaire noodzakelijkheden maken we gebruik van de voorzieningen in een van de vakantiehuisjes. De tuinman en bewaker staan tot onze volledige dienst. Niet slecht dus.

De middag is nog vers, dus kunnen we in alle rust en zoveel mogelijk in de schaduw doen wat je op zo’n warme middag doet. Beetje hangmatten, laptoppen, lezen en het onvermijdelijke handwasje! Voor het eerst zien we rotskonijnen rondscharrelen. Nou ja, rondscharrelen? Ze schieten zo snel rond dat ze onze camera keer op keer te snel af zijn.

We koken veel te veel. Onze mannen vinden dat geen probleem. Met smaak eten ze de kliek. Het duurt tot laat in de avond voordat het begint af te koelen. En als we naar bed gaan, zijn zowel TOY als wij nog steeds aardig op temperatuur. Dit, gecombineerd met de aanwezigheid van een paar muggen, maakt dat we meer geïrriteerd om ons heen meppen dan dat we slapen.

 

Dinsdag 20 september 2005 (352 km) – Morgenstond, te dure pont, de A-Betuwe en weg piep 

 

Na zo’n warme muggennacht is het een bevrijding om vroeg op te staan. Met een verse thermoskan koffie binnen handbereik en een muesli-ontbijtje in de maag, melden we ons om precies zes uur bij de toegangspoort van South Kafue NP. We toeren langs de oevers van het stuwmeer, waar de stammen van de dode bomen als spoken uit het water steken. Later rijden we op paden die omgeven zijn door dicht dor en doods struikgewas. Wild zien we nauwelijks.

 

 

Er moet toch meer te zien zijn, stellen we vast. Dat gaan we maar eens informeren bij een infocentrum dat ergens moet zijn. Dat is er, hoewel het geen toeristische informatie geeft. Het is het domein van een bioloog. Er zijn dierenschedels, slangen op sterk water, vitrines met insecten in alle stadia van ontwikkeling en een bibliotheek. De onderzoeker is zo blij dat er iemand langs komt, dat hij aan een stuk door vol vuur blijft vertellen. Na dit college horen we uiteindelijk ook nog, waar we misschien welke dieren kunnen vinden.

 

We trekken ons eigen plan. In zuidelijke richting lopen mooie zandwegen. Hebben we zin in en er is ook nog een kans om olifanten te spotten. Afijn, we maken een avontuurlijke bushtocht. De terreinvaardig-heden van TOY en bestuurder alsook de kundigheid van de navigator worden aan alle kanten uitgedaagd. Enige uren, een koffiepauze, wat koedoes, poekoes, hartebeesten en wrattenzwijnen en wat omweggetjes later rijden we de poort weer uit.

 

Het is half een als we de roadblocks bij de dam in omgekeerde volgorde passeren. Noordelijk van de Kafue-rivier gaan we de piste in oostelijke richting op. Het landschap is afwisselend open en begroeid met struiken. Hier en daar ligt een dorpje en verder is het er vooral stil en leeg. De piste heeft flinke hobbels en diepe kuilen. Daar hopsen we soms zodanig hard doorheen dat de piep van de schokdemper weer klinkt. Maar het wordt routine, een tik met de hamer en alles zit weer zoals het bedoeld is. Zo bereiken we het pontje dat ons over de rivier moet zetten. Oeps, wordt er voor auto’s met een buitenlands kenteken maar liefst 20 US dollar gevraagd. We dealen en komen op de helft uit.

Na het pontje hebben we associaties met de Betuwe. De piste is een, weliswaar zwart en stoffig, dijkje in grassige uiterwaarden waar doorheen de rivier kronkelt. In plaats van appelbomen zijn er palmen en wordt de Afrikaanse Betuwe bevolkt door zwarte mensen.

 

Al snel hierna ligt Namwala waar het asfalt van de M11 begint. In dit gebied van de zogenaamde “Kafue-flats” vindt veeteelt op grotere schaal plaats. De fabriek van “Zambeef” is dan ook dominant aanwezig.

Vlak nadat we afgeslagen zijn op de piste (D365) in oostelijke richting is de piep er ineens weer! Het wordt nu echt irritant. Na het aanbrengen van extra ringen bij de schokdempers dachten we van het probleem af te zijn. Stoppen onder een boom en aan de gang maar weer. Gerard dus, ik maak foto’s en geef dingen aan. Snel heeft onze “civil engineer” de zaak weer gefixt. Het ziet ernaar uit, dat deze ingreep echt afdoende is. De moer bleek niet ver genoeg te zijn aangedraaid. Nu het schoteltje op de goeie plek gesprongen was, kon de boel pas goed aangedraaid worden.

 

Na een paar dagen als eenzame weggebruikers delen we deze piste richting Lusaka weer met lokaal verkeer. Regelmatig zijn ze er, de vrachtwagens en pickup-trucks beladen met mensen en goederen.

Bij Monze bereiken we de doorgaande weg (de T2 ofwel the Great North Road). Het is ondertussen tijd voor een overnachtingsplaats. Een paar kilometer verderop slaan we af bij de verwijzing naar de Moorings Campsite. Het ligt op het terrein van een boerenbedrijf en we vinden er een mooie plek en een heerlijke douche. Na het eten van aardappelpuree en groentenmix met spekkies is het voldoende afgekoeld om lekker te gaan slapen. Een glas wijn, de stilte en de maan helpen daar ook een handje bij.

Die nacht spookt het thuisfront door me heen. Zou dat komen door de rit in de “Afrikaanse Betuwe”?

 

Woensdag 21 en donderdag 22 september 2005 (242 km) – Lusaka 2: TOY-beurt en T-bone

 

Bijtijds zijn we onderweg naar Lusaka. Bij het binnengaan van een ander district is er een douane- (paspoorten) en een politiecontrole (w.a.-verzekering). De mensen zijn vriendelijk en het gaat vlot. We merken niets van de doemverhalen, dat men het toeristen moeilijk zou maken.

In dit gebied zijn grote veeteeltbedrijven en het is wennen aan de doorlopende hekken langs de weg. We passeren het centrum van de suikerteelt Mazabuka (“de zoetste stad van Zambia”), tanken alles vol in Kafue en genieten van de mooie tocht door de het heuvellandschap ten zuiden van Lusaka.

 

Halverwege de ochtend zijn we bij de Toyota-garage in de stad. Om twee uur kan TOY komen voor een servicebeurt, waartoe we toch maar besloten hebben. Nog altijd is onze zending niet aangekomen op de ambassade. We spreken af dat we nog een keer langs komen voordat we de stad verlaten.

In het internetcafé zijn we onder de indruk van de foto van ons vierde kleinkind. Vier maanden is Joey nu in de baarmoeder en ergens in Afrika bekijken we een foto van een klein en actief zwemmertje!

 

Gerard zet mij met laptop, boek en badspullen af op het Pioneer Camp. En zo kan het gebeuren dat ik de auto van Annemarie & Jan, Sarah en Maria (Hot Spring Lodge) aan zie komen. Wanneer ik Sarah het videootje van Iza heb laten zien, is ze verkocht. Steeds weer wil ze het liedje over het krokodilletje (dat bijt in je billetje) zien. Maar ze is redelijk en accepteert het rantsoen waarop ik haar zet.

Om half zeven zijn Gerard en ons huis terug op het Camp. We eten weer een fantastische T-bone samen met Hanne & Marc. Het is hun laatste avond na een fietstocht van tweeënhalve maand vanuit Windhoek (Namibië).  

 

Op donderdag zwaaien we Hanne & Marc uit en lezen, luieren en zwemmen we. Sarah kent het liedje over het krokodilletje nu helemaal uit het hoofd, inclusief de gebaren die Iza erbij maakt. Alfred, die de campsite beheert, nu Sandy & Neil op vakantie zijn, gaat uit zijn dak als hij hoort dat we in zijn dorp (Chifunda) waren. Als hij foto’s ziet van de Mursi in Ethiopië is hij ontsteld. Zijn er mensen in Afrika die echt zo leven en er zo uitzien? Hij kan het niet bevatten. Vanuit de grond van zijn hart verzucht hij, dat hij blij is dat hij in Zambia geboren is.

 

Vrijdag 23 september 2005 (46 km) – Service van ambassade-Hedwig en Utrechtse vooruitzichten

 

We zijn steak-voldaan, dus kunnen we weer. Na inkopen bij de Spar, gaan we een laatste poging doen bij de ambassade. Nog steeds geen pakje. Hedwig belooft ons per e-mail te informeren en eventueel zal ze het doorsturen naar Windhoek. Tevreden over deze medewerking installeren we ons in het internetcafé voor nog wat webwerk. Nog geen kwartier later komt er e-mail van Hedwig dat het pakketje er is. Dat wil zeggen, het ligt op een postkantoor en het ontvangstbriefje is bij haar. Hoogstpersoonlijk komt ze naar ons in het Manda Hill Shopping Center, om het te brengen. Zo, dat noemen we nog eens service! We lunchen samen voordat we op het postkantoor eindelijk de reserve-onderdelen in ontvangst kunnen nemen.

 

Door dit alles is de middag al aardig gevorderd en we besluiten naar de Eureka Campsite te gaan. Die ligt een kilometer of tien buiten Lusaka op de route naar Livingstone, ons volgende reisdoel. En jawel hoor, ook hier zijn Nederlanders. Sterker, Nicole & Remko zijn Utrechters. In Zuid Afrika kochten ze hun 4x4 auto en uitrusting waarmee ze nu door Afrika reizen. Het wordt een gezellige avond. We zijn onder de indruk, want Remko is (nier-) getransplanteerd. Desondanks hebben ze beiden weloverwogen gekozen voor deze trip. Geweldig! Nicole is “chef” en we vinden het een lekker idee, dat we over een paar maanden in Utrecht na zullen praten bij een door haar bereid etentje.

Zo is het natuurlijk heerlijk inslapen en deze keer met het geluid van zo nu en dan passerende auto’s.

 

Zaterdag 24 september 2005 (454 km) – Livingstone en een verrassend weerzien

 

Na een gebakken ei-ontbijt, het bekijken van de campertruck van de Duitse Sandra & Martin en hun dochtertje Lovis en afscheid van Nicole & Remko vertrekken we. De weg en het landschap kennen we al tot aan Monze. Bij een van de vele weegbruggen regelt Gerard dat we TOY zijn gewicht (Alles Vol) nog eens precies kunnen vaststellen. Het gewicht is hoger dan eerdere wegingen in Nederland. Bij een volgende gelegenheid zullen we het nog eens controleren.

Bij een van de roadblocks wordt gevraagd naar het rijbewijs. We geven het Internationale Rijbewijs, dat helemaal niet geldig is voor Zambia. Maakt niet uit, de man bestudeert het uitgebreid en geeft het terug met een gewichtige knik om aan te tonen dat alles in orde is.

 

Het plan om langs het Karibameer naar Livingstone te reizen laten we schieten. Het kost te veel tijd. Laat in de middag bereiken we Livingstone, waar we zomaar langs de straat Pam & Will (Bangula/Malawi, wees-t-huis) zien staan. Het is een bijzonder en onverwacht weerzien. We maken foto’s en doen alle kinderen (maar speciaal Johnny) onze groeten. Ze maken een trip van een week. Hun vrienden uit de V.S. (Pam2 en haar man) boden hen dit aan.

De Waterfront Campsite is behoorlijk vol met voornamelijk Zuid Afrikanen. De scholen hebben er voorjaarsvakantie en Livingstone is blijkbaar een populaire bestemming. Dat is ook het geval voor de “avontuurlijke reisorganisaties”. Hun overlandtrucks doen massaal de Victoria Watervallen aan. Voor sommigen is het de eindbestemming en voor anderen het startpunt van de Afrikatrip.   

Op plekken als deze is de kans om bekenden tegen te komen groot. Het zijn deze keer de Belgische Heidi & Coen (zuid-poort North Kafue NP), die we terugzien. We hebben nu een betere gelegenheid om informatie uit te wisselen.

Netjes op tijd zoeken we ons hoge TOY-bed op en begeleid door het kikkergekwaak vallen we in slaap.

 

Zondag 25 en maandag 26 september 2005 (17 km) – Een volle camping en een lege waterval

 

Campingdagen zijn in de regel klusdagen. Zo ook nu. Met de nieuwe onderdelen verzorgt Gerard de schokdempers. En natuurlijk: hangmatten, laptoppen, handwassen, lezen, zwembadderen we dat het een lieve lust is …

 

Op zondagmiddag krijgt een man een hartaanval in het zwembad. Drie vakantievierende artsen, onder wie een Nederlandse die met Djoser op de camping is, werken keihard om hem te reanimeren. Ook zuurstof en electroshocks door ambulancepersoneel helpen niet meer. Iedereen is aangeslagen.

 

Heidi & Coen komen napraten. Ze troffen de man als eerste in het zwembad aan. We borrelen en eten samen.

Er volgen nieuwe kennismakingen met andere overlanders. Met het Spaanse stel bijvoorbeeld. Ze hebben hun auto (Toyota 80, slapen in de auto) verscheept. Geen woord Engels spreken ze, maar ze redden zich uitstekend. Met Gerard al helemaal. Zijn mediterrane taalmengelmoesje doet weer eens wonderen.

Reto & Fränzi (Zwitsers, Toyota 60 met klapdak) komen binnen. Zij herkennen ons & TOY van foto’s van Ellie & Bas met wie ze een tijdje zijn opgetrokken. We eten een heerlijke spaghetti van Fränzi en hebben het heel gezellig samen. Om ze een beetje jaloers te maken, gs-emmen en bellen we met ElBa (in Nederland). Het lijkt te werken…

 

Met Reto & Fränzi volgen we de tip van Dutch Courage. Bij het Sunhotel lunchen we voortreffelijk aan het zwembad. Vandaar wandelen we (voor niets)langs de Victoria watervallen. Er valt water, maar veel is het niet. Maar we kunnen ons voorstellen hoe het er is als er wel veel water is. Daar doen we het nu maar even mee. Hoewel … Reto & Gerard beleven op het herentoilet van het hotel een uiterst verkoelende plaspauze. Lacherig vertellen ze, dat het urinoir gevuld is met ijsblokjes en hoe dat tinkelt als je er op plast!

 

 

 

 

Dinsdag 27 september 2005 (81 km) – Zambia en de laatste 60 rustige asfaltkilometers

 

Na een gezamenlijk ontbijt nemen we afscheid van Fränzi & Reto. Tegen elf uur beginnen we aan de laatste kilometers in Zambia.

Om precies twaalf uur staan we bij Kazungula aan de Zambia-rivier die de grens met Botswana vormt. De uitreisformaliteiten verlopen vlotter nadat Gerard een beambte van zijn lunch heeft verleid. Ook hier wisselen we geld met de verkopers die bij de grensovergang rondhangen. Om ‘n uur of een rijden we de veerboot op, die ons naar de overkant en Botswana binnen vaart.

 

Zambia, “het echte Afrika”? We hebben in ieder geval genoten van de 3.784 kilometers waarvan een groot deel door ruige bush trok. 

Op afgelegen routes konden we onze behoefte aan avontuurlijk reizen uitleven. We zagen er vele dorpjes met rieten hutjes en mooi beschilderde lemen huisjes. Zowel in de parken als erbuiten kruiste het wild ons pad en doorkruisten wij droge en natte rivieren. Livingstone’s sporen volgden we bijna tot zijn einde. Als dat alles “het echte Afrika” vertegenwoordigt, dan is Zambia dat inderdaad.

 

Politie en andere overheidsdienaren hebben ons niets in de weg gelegd. Ze waren misschien niet altijd de slimsten, maar zonder uitzondering was men voorkomend en vriendelijk. Met plezier herinneren we ons de ontmoetingen met zowel zwarte als blanke Zambianen en hun bijzondere levensgeschiedenis. En natuurlijk waren er de onvermijdelijke en altijd weer leuke, leerzame en verrassende reizigersontmoetingen.