home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Africa 2005
::
mozambique
  • algemeen
  • prologue
  • europe
  • tunisia
  • libya
  • egypt 1
  • egypt 2
  • sudan
  • ethiopia 1
  • ethiopia 2
  • kenya
  • uganda 1
  • uganda 2
  • rwanda
  • tanzania
  • malawi
  • mozambique
  • zambia
  • botswana 1
  • namibia 1
  • namibia 2
  • botswana 2
  • south africa
::
reisverslag
Africa 2005 :: mozambique :: reisverslag

if you go to mozambique :: route, you can download video

 

 

Zaterdag 20 augustus 2005 (49 km) – Mozambique, om te beginnen bijna Malawi

 

In het stukje niemandsland nemen we tijd voor de overstap naar Mozambique. We slaan de gegevens van de gps op en prenten ons de koers voor de wissel van kwatcha’s in de meticais van Mozambique nog eens goed in. Een heel gereken, maar het blijkt iedere keer weer verstandig om goed voorbereid de overstap te maken. Het is ook een beetje de sport natuurlijk. Want overal bij de grensovergangen zijn er straatwisselaars met hun handige verkooptechnieken. De argeloze reiziger wordt bestormd door een groep van die mannen. Ze wapperen met stapels papiergeld en roepen getallen met hun gsm als rekenmachine in de aanslag. Het bedrag, dat we minimaal willen hebben voor het “restgeld” van het voorgaande land, hebben berekend.
Met dat uitgangspunt beginnen we de onderhandelingen, waarbij we niet schuwen de ene geldhandelaar tegen de andere uit te spelen. Natuurlijk weten we niet of zij op hun beurt onder een hoedje tegen ons spelen…

Aldus voorbereid melden we ons bij de grenspost van Mozambique. In een kwartier zijn we klaar. Het passeren van grenzen gaat steeds soepeler en sneller. Tot onze vreugde uiteraard.

 

Om precies kwart over vier zijn we helemaal klaar voor Mozambique. Onze portemonnee is dik gevuld. Net als het geld van de meeste landen in deze regio is ook de metical (meervoud.: meticais) niet veel waard. Op de bankbiljetten van Mozambique prijken bedragen met minstens drie nullen. Eén euro is ongeveer 30.000 meticais.

 

In Milange slaan we af in n.o. richting naar Molumbo op een brede piste. Rondom riethutten en roodstenen huisjes zijn bewerkte veldjes. Het landschap, de mensen, bebouwing en zelfs de theehuisjes lijken op alles wat we gewend waren aan de andere kant van de grens. We genieten van het, voorlopig, vertrouwde beeld. Behalve de opschriften bij de “tearooms” zijn de teksten in het Portugees, de taal die men hier spreekt.

 

Het schemert. Overal verschijnen kleine vuurtjes waarop de mensen het avondeten koken. Wij speuren al een tijdje naar een geschikte bivakplek. En die vinden we. Links van de weg staat een schooltje met een paar grote bomen. Het lemen gebouwtje is langwerpig en heeft open ramen en deuren, een strodak en het schoolinterieur bestaat uit lemen zitbankjes. Het staat in de lengterichting op een meter of vijftien afstand van de weg. Voor zover we het kunnen bekijken hebben we weinig buren. Schuin tegenover en op enige afstand staat een huisje. We zijn zeer tevreden.

 

Toch blijven we niet onopgemerkt. Als ik het eten maak en Gerard buiten zit te genieten van zijn rust, kondigt zich het eerste bezoek aan. De drie vriendelijke en goedlachse jongemannen spreken geen woord Engels en Gerard geen Portugees. Maar hij heeft beslist toneeltalent. Met de kaart erbij weet hij hen alles over onze reis duidelijk te maken en ook dat we op deze plek zijn voor een overnachting. Gerard bedient zich daarbij van een taal die een vrije mix is van Spaans en Italiaans. Talen die deze jongens evengoed niet kennen, maar Gerard houdt het daarmee wel mediterraan. Prachtig! De communicatie werkt feilloos. Ze stappen onmiddellijk op als Gerard hen aldus duidelijk maakt dat we gaan eten.

Onder een volle en opvallend oranje gekleurde maan eten we soep en genieten we van wijn met kaas. De koele en stille nacht vormt het veelbelovende slaapbegin van Mozambique.

 

Zondag 21 augustus 2005 (147 km) – Drie jaar Iza en het vroege journaal

 

Om een uur of half zeven horen we de eerste kinderen rondom de auto scharrelen. Iemand roept ze weg en het wordt stil. Maar zodra we zijn opgestaan zijn ze er weer. Nieuwsgierig kijken ze toe als Gerard TOY aan alle kanten inspecteert. Net als de mannen van gisteravond trouwens, want die zijn ook weer paraat.

 

Ter gelegenheid van Iza’s verjaardag openen we een enveloppe uit het Bevaspakket. Naast de felicitatie-kaart zijn er ballonnen ter verhoging van de feestvreugde. En feestelijk wordt het. We geven de ballonnen aan de kinderen. Gerard demonstreert wat je er allemaal mee kunt doen. Opblazen, knoopje erin of loslaten en de ballon door de lucht laten vliegen, of het tuitje strak trekken zodat het trompettert. Het zorgt voor veel hilariteit. Iza zou eens moeten weten, dat haar derde verjaardag zo’n geweldig begin heeft in dat verre vreemde land.

De groep groeit ondertussen aan en als gezamenlijk ontbijt eten we koekjes. En zo worden we door heel veel nieuwe vrienden uitgezwaaid.

 

De goede piste loopt door lichtgolvend landschap. Steeds weer doemen er nieuwe granieten bultbergen op. De huizen zijn klein en van rode steen, leem en ook wel van bamboe. Nieuw en opvallend zijn de piepkleine verandaatjes die we steeds vaker zien. Voor veel huizen staat een houten “weegding”. Twee houten staanders en een dwarslat waaraan een weeghaak hangt. Langzamerhand wordt duidelijk dat men hier de grote witte plastic zakken vult met cassave-meel. Iedereen verbouwt, droogt en maalt cassave. Het is een belangrijk alledaags voedselproduct. Wat men niet voor zichzelf nodig heeft, wordt verkocht. Op de erfjes staan de witte zakken of liggen cassaveknollen (in stukken) te drogen.

Langs de weg is van de oorspronkelijke begroeiing van struiken en kleine boompjes weinig over. Of er zijn kleine akkertjes dan wel de boel is platgebrand. Wat dan rest, zijn de stompjes van de bomen op zwart geblakerde aarde. Te zijner tijd gaan de mensen op deze ontgonnen grond boeren. De strijd om het bestaan is ook hier zwaar.

Tijdens de koffiestop bellen we Iza. Het is heerlijk om dat jarige stemmetje te horen. Onmiddellijk is er weer toeloop. De mensen vinden het leuk om gefotografeerd te worden. Ze gaan er helemaal voor staan en het mag zo lang duren als we willen.

 

Rond de middag zijn we bij de 231 iets ten zuiden van Lioma. We stoppen bij een markt. Deze is groter dan de alom tegenwoordige dorpsmarktjes. Naast de fietsen en fietsonderdelen, felgekleurde plastic bakken en emmers, staat er een ledikant in de aanbieding. En er is de gebruikelijke kleding, schoenen, ijzerwaar, vis, vlees, groenten, fruit, eieren, kippen, maïs, cassave, tabak…. Het meeste ligt op de stoffige grond. We kunnen redelijk ongestoord rondwandelen. Ach, en de aangeschoten mannen die willen dat we een foto maken terwijl zij lekker raar doen, zijn vermaak voor iedereen.

In Gurué gaat de doorgaande piste over in asfalt. We zoeken onze weg naar een kampeerplek die werd aangeraden door het Israëlische stel. Een prachtige haarspeldweg omzoomd door knoestige oude bomen daalt af naar en door een theeplantage. Aan de andere kant van het dal klimmen we weer op tot we bij het “Casa dos Noivos” zijn. Het is een oud en verwaarloosd huis in de Portugees koloniale stijl. Het hoort bij de theeplantage.

 

De oude huisoppasser vraagt voor een overnachting maar liefst 15 dollar p.p. Dus moet het spel van loven en bieden gespeeld worden en komen we uit op vijf dollar.

We staan naast het huis, vanwaar we uitzicht hebben op de theevallei. Aan de overkant van een zijdal zien we hoe de onderbegroeiing in brand wordt gestoken. Het is er heerlijk op deze warme middag in de schaduw van de eucalypten en in de verkoelende wind.

 

Voor het avondeten maken we iets, van alle verse waar die onderhand aan consumptie toe is. Het moet ook nog eens allemaal in de hapjespan bereid kunnen worden. Dan krijg je zoiets als: men roerbakt ui, wortel, aardappelschijfjes, ei, tomaat, bacon en doet er voor de smaak nog wat kaas doorheen. Heerlijk met een salade van witte kool.

We hebben zoveel wortels gekookt dat de oude baas en zijn veel jongere vrouw en kindje er in mee kunnen delen. Het gezin huist in een van de bijgebouwtjes. Koken doen ze in een schuur met open voorkant. Daar zitten ze op de grond rond het vuurtje volop in de rook. Het kleine meisje raakt in paniek iedere keer dat een van ons in haar buurt komt. Ze zal weinig andere mensen zien en dat is niet verwonderlijk op deze afgelegen deze plek.

 

We maken gebruik van het sanitair in het huis vol vergane glorie. De w.c. spoelt niet door en het bad nodigt niet echt uit voor gebruik. Het huis is een voorbeeld van de huizen die we vanaf de eerste wat grotere plaats in Mozambique steeds weer zagen. Ze dateren uit de Portugese koloniale periode en zijn aan zichzelf overgelaten sinds het overhaaste vertrek van de Portugezen in 1975. Het was de tijd, dat Frelimo en Renamo slaags raakten. Samen hadden de twee groeperingen gevochten tegen de Portugese overheersing. En na het bereiken van de onafhankelijkheid ontaardde het in een akelige burgeroorlog.

Vanaf 1990 is er vrede. Volgens reisgidsen slaagt het land er in de economie voortvarend op te bouwen. We zien daar overigens (nog) niet veel van in dit deel van Mozambique.

 

Vanaf een uur of zes is het aardedonker en op onze beboste helling is het duister zo mogelijk nog dieper.
Na een goede maaltijd met een aardig glas wijn en omringd door zwiepende bomen is het niet zo gek om op journaaltijd in bed te kruipen. Voor alle duidelijkheid: we bedoelen dan wel het vroege journaal!

 

Maandag 22 augustus 2005 (491 km) – Hoe Jovita’s verjaardag een oefening in geduld werd

 

Het is behoorlijk fris als we opstaan. We gaan er eens voor zitten, want een duidelijk reisschema hebben we nog niet. Het zuiden willen we overslaan. De kust moet prachtig zijn, maar wordt ook erg bepaald door het toerisme vanuit Zuid Afrika. Het noorden trekt ons meer. Het moet er mooi, ruig en verlaten zijn en het is nog nauwelijks tot (moderne) ontwikkeling is gebracht. Echter, we moeten ook een beetje op de tijd (gaan) letten, dus besluiten we dat ook het uiterste noorden niet haalbaar is.

We doen iets er tussen in. Doel wordt Ilha de Moçambique en dan naar de Zambezi (rivier), die we zo ver mogelijk volgen tot aan Tete. Vandaar kunnen we naar Zambia. Zimbabwe is definitief van de baan. Te veel berichten zijn negatief, behalve als het gaat om de schoonheid van het landschap. Plan klaar, inpakken dus en om half acht zijn we op weg.

 

Een eindje ten zuiden van Gurué slaan we af op een piste in oostelijke richting. De slingerende rode piste beweegt zo’n beetje op en neer tussen de 700 en 800 meter hoogte. We genieten van het landschap en de bewoners. We liggen in een deuk om de kippen die zich uit de “poten en vleugels” maken. Als we er aan komen beginnen ze de pas te versnellen en steeds harder gaat het tot ze half vliegend op het erf verdwenen zijn. Er zijn in dit gebied steeds meer huizen van gebakken steen. Ook de stenen worden, net als het leem, in de onmiddellijke omgeving gemaakt. Ze hebben de kleur van de bodem, die varieert van rood naar geel en wit. En waar de klei werd gegraven blijven kuilen over naast de gestapelde stenen die van binnenuit gebakken worden.

 

 

Bij ieder groter dorp, zijn de door de Portugezen verlaten huizen. Men doet er niets mee en ze vervallen steeds verder. Een geheel nieuwe ervaring is echter, dat de mensen in dit gebied zelfs niet opkijken als we passeren, laat staan dat ze (terug-) zwaaien. Oké, krijgt onze zwaaihand ook eens een poosje rust.

 

Vanaf Alto Molòcué is er minder drukke bewoning en is het savannenlandschap meer in tact. Gelukkig is het vertrouwde zwaaien weer helemaal terug. Bij de brug over de Ligonha krijgt TOY na 200 kilometer weer asfalt onder zijn rubber sloffen. En terwijl “Neck&Neck” van Mark Knöpfler en Chet Atkins hard uit de speakers knalt, swingen we vlot door naar Nampula, de districtshoofdstad.

Moeten we hier nog tanken en pinnen, vragen we ons af. Beetje denken, beetje gereken en we besluiten, dat geld en brandstof vast ook wel te krijgen zal zijn bij Ilha de M. Dus gaan we met dezelfde vaart door naar de kust.

Om vier uur staan we aan de Indische Oceaan. Vanaf de Casuarina Campsite kijken we uit op Ilha de Moçambique, dat door een 1,5 kilometer lange brug met het vaste land verbonden is. Palmboompjes, wit zand, blauwe baai, mooie temperatuur, restaurant, een paar andere reizigers (drie Italiaanse stellen) …. Het kan slechter!

 

We vieren Jovita’s verjaardag in het campingrestaurant. Tja en “this is nog altijd Africa”. Om zeven uur bestellen we het eten, dat om kwart voor negen wordt opgediend. Ook de kwaliteit is niet echt feestelijk.
De wijn echter, die we de goedbedoelende en een beetje Engels sprekende ober tussen de andere flessen moesten aanwijzen, helpt ons het feestelijke Jovita-gevoel vast te houden.

We wachten niet op het uitschrijven van de rekening. Dat eindeloos lang durende ritueel stellen we uit tot we weggaan. Dan kan alles in een keer afgerekend worden. Het vermindert ook het probleem van het wisselgeld. Dat heeft men dus niet, dus rondt men op eigen houtje af. Naar boven natuurlijk, zodat meteen maar de fooi geregeld is. Niet dat het om veel geld gaat, maar het is een kwestie van principe. 

 

Voor TOY zittend genieten we nog een poosje van de lichte bries en het uitzicht op de baai-bij-nacht.

En terwijl Gerard zijn woeste dromen droomt, hoor ik hoe in de baai het water terugvloeit.

 

Dinsdag 23 augustus 2005 – Van gebakken eitjes en bloedvlekken in het tentdoek

 

Als we om half acht van een gebakken eitje genieten, is de zon alweer goed op dreef. De temperatuur loopt razendsnel op. Gerard vernieuwt een borgmoer van de tweede tank en ik doe een handwasje. We blijven nog een dag. Ondertussen is het nog niet duidelijk of en waar we geld kunnen pinnen en waar diesel te vinden is.

Het wordt een rustige strandcampingdag. Alle tijd dus om het gedoetje aan te zien. Zo wordt het zand van de camping iedere ochtend geveegd en vervolgens gladgestreken met een plank die aan een stok is bevestigd. De man die de nacht wakend bij een klein vuurtje heeft doorgebracht, is vanaf het eerste licht al bezig met deze klus. Ieder blad verdwijnt en elke voetstap wordt gewist.

 

We buigen ons nog eens over de kaart voor details. Morgen gaan we naar het eiland en daarna zoeken we het binnenland weer op. En we “douchen” Afrikaans. De badruimte bestaat uit een rieten wandje met dak. Uit een grote ton schep je met een oud conservenblik water. Je bent dus een stukje actiever dan met een gewone knop-om-en-water-op-de-kop-douche. Wij genieten er in ieder geval van. De ervaring van gisteravond heeft ons wijzer gemaakt. We bestellen heel vroeg porties frites. Met eigen bijvoegsels eten we heerlijk voor TOY met de Indische Oceaan als decor.

 

En wat zelden gebeurt, is deze avond een feit. Ik ga eerder naar bed dan Gerard. De hele entourage laat ons wegglijden in een heerlijke nacht. Behalve ……! Wakker geworden van irritant zoemende en klierig stekende muggen, moet er een oorlog gevoerd worden. Het eindigt met bloedvlekken op plafond en tentdoek! Maar dan keert de rust weer helemaal terug.

 

Woensdag 24 augustus 2005 (94 km) – Een heel eiland en een halve maan

 

Om zeven uur staan we op. Na het intbijt maken we kennis met de dames op het strand. Vanaf zes uur zijn ze bezig geweest het openbare deel van het strand schoon te harken en glad te strijken. Nu rusten ze en kletsen dat het een lieve lust is.

 

Om half negen rijden we op de brug naar het Ilha. TOY kan precies tussen de twee betonnen paaltjes door, dus dat is in orde. De 3,5 ton die onze witte reisgezel weegt, gaat echter een ietsiepietsie boven het toegestane gewicht van 2 ton. Maar Gerard heeft geconstateerd dat de frêle staanders van de brug het gewicht gemakkelijk aan kunnen. De gewichtsbeperking zal dan ook meer bedoeld zijn om de brug te sparen dan dat er een doorzak-risico bestaat. Het maakt de brugwachter ook niets uit blijkbaar. Er wordt nergens naar gevraagd. Handig zijn de passeerplekken. Nodig ook. De brug is één-auto-breed. Dus wacht je daar tot de pick-ups volgeladen met mensen en spullen gepasseerd zijn.

 

 

Het eiland is inderdaad, om met de woorden van Gerrit (van Gerrit & Ria, Luxor/Egypte) te spreken, een oord waar het gaat om “de schoonheid van het verval”. We zwerven door het stadje. Tussen de gerestaureerde gebouwen staan de verveloze en verwaarloosde sporen van een roemrucht Portugees verleden. Dit gedeelte van het eilandje wordt Stone Town genoemd. De meeste mensen wonen in een huttenwijkje vlakbij de brug.

In het museum, het vroegere Palacio van de gouverneur worden we rondgeleid door de verplichte gids, die geen woord Engels spreekt. Desondanks kwijt hij zich met toewijding van zijn taak. Hij vertelt van alles en doet in iedere ruimte die we binnen gaan het licht aan en weer uit. Het paleis ziet er uit alsof de gouverneur er gisteren nog was. Even terug in de tijd. Vooral in de badkamers en keukens is dat leuk.

 

Eindelijk vinden we een bank, waar we kunnen pinnen. Na een half uurtje traag internet wandelen we rond op het oude fort. Het ligt prachtig op de punt van het eiland. Het kapelletje is het oudste Europese gebouw in Afrika ten zuiden van de Sahara.

Voor de lunch zoeken we restaurant Reliquias op. Het is ondergebracht in een schitterend opgeknapt koloniaal pakhuis. We genieten van gamba’s, witte wijn en het fraaie uitzicht op de baai. Na de middag bekijken we het zuidelijke deel van het Ilha. Daar zijn de mensen bezig hun dagelijks leven te leven.

Gerard verdiept zich in de traditionele manier waarop de boten worden gerepareerd. Prachtig om te zien hoe de oude ambachtelijke manier van werken nog altijd wordt toegepast. En ook al bestuderen we het nauwgezet, we hebben geen idee hoe de vrouwen die piepkleine vlechtknoedeltjes in het kroeshaar draaien. Razendsnel gaat het. Bijzonder is het hier. De gebouwtjes die ooit in allerlei pasteltinten geschitterd hebben, de hutten en de kleurige mensen met de blauwe oceaan op de achtergrond.

 

Op het vasteland kopen we brood en fruit op het marktje. En om half drie rijden we weg van de kust. De afslag in z.w. richting is zo klein dat we er straal voorbij rijden. Na enig gezoek en gevraag komen we toch terecht op de door ons uitgestippelde route. Het is een piepklein karrenspoor. Al gauw stuiten we op een rivier. De vrouwen die er de was doen, kijken nauwelijks op als we door het water naar de overkant rijden. Wij ondertussen, hebben lol. Eindelijk weer eens een doorwading!

 

Vlakbij een klein dorpje, Lunga, vinden we een fantastische bivakplek aan een kleine baai met een wit zandstrandje omzoomd door struikgewas. Al gauw is er het onontbeerlijke publiek. Nieuwsgierig kijken twee jongemannen op een afstandje toe. Men is hier blijkbaar geen kamperende witten gewend. De kinderen die over het strand van school naar huis lopen, versnellen de pas als we naar ze zwaaien. Maar de nieuwsgierigheid wint het van de angst. Van achter een paar struiken gluren ze naar ons. Het helpt ze ook dat ze het paadje als vluchtweg dichtbij weten. En hup, ze rennen direct weg, als ik hun richting op loop. Bij een tweede poging is er een jongetje, dat heldhaftig blijft staan. In zijn ogen zie ik dat hij waakzaam is en klaar om er vandoor te gaan. Maar ijs is te breken, zeker onder een Afrikaanse zon. De fotocamera verricht weer wonderen. De anderen durven nu ook en het eindigt in gekke standjes en veel hilariteit bij het zien van het resultaat.

Als het schemert om een uur of vijf is iedereen verdwenen. Alleen de doofstomme “God’s son” , getuige de tekst op zijn t-shirt, komt terug. Met open mond staart naar ons tot er iemand komt en hem mee neemt. Om zes uur is het aardedonker en helder en de sterrenhemel overweldigend.

 

We maken een heerlijke (bijna) verse maaltijd-tomatensoep. Ik bel met mijn vijf zussen die in vergadering bijeen zijn. De organisatie van het familiereisje ligt dit jaar bij ons, de zussen. Uiteraard is afstand geen excuus en lever ook ik een bijdrage. Ik ken mijn verantwoordelijkheden en zeg toe dat ik de Zuid Afrikaanse wijn zal blijven proeven!   

We zitten nog lang uit te kijken over onze baai. In de verte bewegen de lichtjes van de vissersboten en tegen de tijd dat de halve liggende maan opkomt, gaan wij slapen.

 

Donderdag 25 augustus 2005 (276 km) – Expeditie in het binnenland

 

En beetje weemoedig laten we dit kleine paradijsje achter ons en toeren het dorpje, Lunga, in. We passeren een gebouwtje dat het bestuur in de regio lijkt te vertegenwoordigen. Mannen, van wie enkele in uniform, hangen er een beetje rond. Ze gapen ons na.

Verderop is de school. Voor het gebouw staan in de hete zon de kinderen in een rij opgesteld en zingen een lied. Te oordelen naar het regelmatig terugkerende “Mozambikie”, nemen we aan dat we naar het volkslied luisteren. Er wordt stiekem naar ons gegluurd terwijl we het tafereel opnemen, maar niemand laat zich door ons storen.

In de klas vertellen we wie we zijn en over de reis. Ze blijven schuchter. Veel kinderen hebben een linnen tasje van Unicef voor de schoolspullen. De U.N. probeert ook hier kinderen naar school te krijgen.

 

De weggetjes zijn zo klein, dat we ook de afslag richting Mogincual met moeite vinden. Onze uitspraak van de plaatsnamen is uiteraard niet correct en als we eenmaal door hebben dat Mogincual wordt uitgesproken als “Modzjinkoewal” schiet het beter op.
Het zandpad loopt door dichte begroeiing. Zo nu en dan zijn er kleine nederzettingen. Daar zijn cassaveveldjes, hutjes en vriendelijk zwaaiende mensen. Jammergenoeg spreekt de onderwijzer van een schooltje onder een dikke boom geen woord Engels. Een foto mag gemaakt worden. 

 

Midden in deze bush wordt het pad versperd door een omgevallen boom. Het treklint, sinds de woestijn niet meer gebruikt, wordt opgediept. Zo slepen we de  oom weg en is het weg weer vrij. Als we bijna klaar zijn snelt een man ons met zijn machete te hulp.

 

Een uur later zien we voor het eerst een andere auto. Het is een Zuid Afrikaan met een gids uit deze streek. Ze willen weten hoe de rivieroversteek was. Goed te doen, vertellen we hen, zelfs met een Defender! Zij geven ons informatie over het passeren van de Melúli. En verder gaat het op deze heerlijke expeditieroute. De kleine piste is soms extreem slecht. Maar daarvoor zijn we nu juist hier als goed voorbereid exploringteam.

 

Bij Mogincual slaan we af richting Liúpo op een betere weg. Op de kaart dan. In de realiteit is het tegendeel is het geval. In de iets bredere piste zitten enorme gaten. Het drukt ons tempo nog een beetje meer. We besluiten naar Angoche te rijden. Het is een plaatsje met een regionale functie. Daar is diesel te krijgen, vertelt men ons op de t-splitsing.

We vullen er ook de watertank met vies geel uitziend water. Echt drinkbaar, verzekert de pompbediende. En ter demonstratie, drink hij er een beker van. Oké, iets is altijd beter dan niets. We zullen moeten vertrouwen op ons waterfilter. Helaas kunnen we er de lege gasfles niet laten vullen. Maar wel met volle brandstoftanks gaan we verder richting Moma.

 

De route trekt zuidelijk en volgt op afstand de kust. Dat betekent dat we nogal wat rivieren, grotere en kleinere, over moeten worden. Heel veel bruggen en bruggetjes komen we tegen. Ze bestaan uit boomstammetjes, of een betonnen plaat op een paar simpele staanders maar er zijn ook ijzeren bruggen. Deze Baily-bruggen noemen we voor het gemak en omdat ze er veel van weg hebben, meccano-bruggen. Zo hier en daar zien ze er behoorlijk gammel uit. En waar geen bruggen zijn, gaan we door rivierbeddingen met zandbanken en watergeulen. Soms heeft men het spoor verstevigd met het materiaal dat voorhanden is, zoals riet, bamboe of halve kokosnoten.

 

Bij de Melúli, een brede rivier met hoge zandoevers, stuiten we op de aangekondigde kapotte brug. De grote betonnen overspanning is in het midden geknakt en ligt een beetje zielig op de bodem van de rivier.

 

 

De Zuid Afrikaan had een naam genoemd van iemand die ons door de bedding zou kunnen gidsen. Maar voor we naar de man hebben kunnen vragen zijn we omstuwd door een groot aantal zich aanbiedende gidsen. Eerst wil Gerard wel eens zien hoe de brug erbij ligt. De hele horde gaat mee. Vanaf de brug wijzen er een paar hoe de route door de bedding loopt.

Wij weten dus genoeg. Terug bij TOY draaien we de raampjes dicht en rijden het taluud af naar de zandbanken. Foutje! Na drie meter staan we hartstikke vast is het natte drijfzand. Wat een schik hebben de mannen! En nee, natuurlijk moesten we niet zó rijden. Ergens bovenlangs en dan verderop pas de bedding in. Het gekrakeel begint van voor af aan. Maar nu gaat het ook nog over het duwen van TOY.

Gerard komt overeen met de groep wie van hen de “chief” is. Dat onderhandelt beter en met vereende krachten worden we uit onze benarde positie geduwd.

 

Het gids-probleem is echter nog steeds niet opgelost. We omzeilen alle discussie door de jongen die genoemd was door de Zuid Afrikaan, in de auto te nemen. Hij is vereerd dat hij ons werd aanbevolen. Ook over de prijs zijn we snel akkoord. En dan kunnen we eindelijk.

Terug het taluud op, tussen de hutten door kronkelen en dan verderop bij de oever weer van het taluud af. Daar echter ligt over het spoor een stevige boomstronk. Een paar van de mannen van de groep staan erbij. Armen over elkaar. Onze gids stapt uit en versleept de stronk in zijn eentje.

Over de zandbanken en door de watergeulen gaat het. Halverwege de rivier geeft onze gids aan dat we even een gesprek moeten hebben. In zijn beste Engels maakt hij duidelijk, dat er ook nog een bedrag betaald moet worden voor de groep die ons uit het zand heeft geduwd. “Pushi, pushi”, herhaalt hij. Fair of niet, want we zijn er slim ingeluisd denken we, de mannen staan sterk. We hebben heel goed gezien, dat ze al naar de overkant zijn gelopen. Dus zijn we het snel eens. Totale kosten voor de oversteek zijn uiteindelijk 2x 50.000 meticais en dat is 3,5 euro. Daar kun niet voor terug gaan rijden. Toch?

De hele groep wacht ons op en natuurlijk zijn ze het niet eens met het bedrag. Maar wij kennen het spel en spelen het mee. Friends zijn we en we betalen geen metical méér! Natuurlijk eindigt het met een tevreden en vrolijk uitzwaaiende gidsenbrigade.

 

De avond valt en een goede bivakplek heeft zich nog niet aangediend. Het is een gebied met veel dorpjes en dus ook het ene na het andere akkertje. Bij alle hutten brandt een klein vuurtje en het hele gezin zit er op de grond omheen. Het ziet er knus uit, maar we vragen ons af of het weer cassave is wat de pot schaft.

Midden in een dorpje, een kilometer of 25 voor Moma, staat een vervallen koloniaal gebouw. Ernaast is een aarden plein met grote bomen. Dat is geschikt, vinden we, en we parkeren naast het gebouw. De huisoppasser is vereerd dat we de nacht naast “zijn huis” doorbrengen. Zijn hele gezin en ook de buren komen ons en TOY bekijken.

Als iedereen weg is, eten we. Gelukkig is er een zacht windje opgestoken, zodat de warmte getemperd wordt. Als Gerard om acht uur in bed kruipt, zijn de vuurtjes gedoofd en is ook het dorp in diepe rust.

Ik mijmer nog even na over de dag van vandaag onder de beschermende boom.

 

Vrijdag 26 augustus 2005 (407 km) – Kokosnoten en hoogspanningsleidingen

 

Vroeg erin, dus vroeg eruit. Als we om zeven uur wegrijden, hebben we naast een met velen gedeeld biscuitjesontbijt alweer veel belangstelling genoten. De man van het huis, zijn familie, buren en kinderen, iedereen wil er bij zijn. We zijn onder de indruk van de zelfstandigheid van een baby. In de draagdoek hangend pakt hij met twee handjes de borst van zijn Moeder en neemt zijn ontbijt. De kinderen oefenen in het uitklappen van de krukjes en onze gastheer zit vergenoegd op onze stoel. Als afscheidscadeau brengt hij ons een paar vers gekapte kokosnoten.

 

Een uur later zijn we heel erg aan koffie toe. We eten er het brood bij dat we aan de kust kochten. En dat is te merken. Het knispert van het zand. De route loopt door eenzelfde landschap als de afgelopen dagen. Het is voornamelijk vlak en bebost met kleine meestal kale boompjes. En er is het vertrouwde beeld van brandende of verbrande stukken terrein, de veldjes, huisjes en mensen.

De temperatuur loopt op tot 40 graden. We rijden over een brede en goede piste en tappen water, bij ‘n waterpomp die meestal bij scholen te vinden is. Iedereen wil voor ons aan de zwengel slingeren, maar ook Gerard wil het een keer doen. Het water is prachtig en eindelijk zijn we van dat gele goedje af. Oeps, halverwege de jerrycan is het water op. We hopen maar dat de mensen, die ons bij de pomp voor lieten gaan al water hadden. Nog veel meer rivieren passeren we en we ratelen over meccanobruggen in allerlei kwaliteiten. En we zingen mee met cd’s als de weg niet te veel hobbelt.

 

We houden de stand van de brandstof nauwlettend in de gaten. Herberekening leidt weer tot de conclusie, dat we Tete moeten kunnen halen ook als we nergens meer kunnen tanken. Water hebben we genoeg. Dat zijn de twee belangrijkste dingen. Een omweg naar Quelimane. Bij Malei komen we op de doorgaande noord-zuidverbinding, de EN 7 (Estrada Nacional).
Het is een brede en stoffige weg, die pas weer in Namacurra geasfalteerd is. Voor de zekerheid, checken we of er misschien aan diesel en geld te komen is. Een bank is er niet en het tankstation bestaat uit een paar vaten met brandstof van twijfelachtige kwaliteit.

 

Een eindje voorbij Nicuadala zien we rechts van de weg een paadje dat achter een heuveltje naar een zandveldje leidt. Hier stellen we ons op voor de nacht. Er staan een paar huisjes rondom en we vertellen de mensen dat we voor deze nacht hun buren zijn. We hebben nog een uur licht en we gaan lekker onderuit in onze heerlijke Dukdalf stoelen.

We staan vlakbij de hoogspanningskabels. Bizar is het wel, als je vervolgens bij de huisjes de vuurtjes weer zien verschijnen. Deze elektriciteit is (nog) niet voor hen, net als stromend water. Het deert de mensen niet merkbaar. Als we genieten van een roerbaksel (ui, wortel, kool, bacon, blik witte bonen, tomatensaus erdoor en macaroni erbij) horen we vanuit de huisjes de mensen zingen in dat typerende en aanstekelijke Afrikaanse ritme en die mooie klankkleur van de stemmen. Heerlijk om zo onder de sterrenhemel te zitten en te luisteren.

Tegen de tijd dat we naar bed gaan, heeft het gezang plaatsgemaakt voor het geknetter van de hoogspanningskabels en horen we nu en dan een auto op de weg passeren. We slapen er niet minder lekker door.

 

Zaterdag 27 augustus 2005 (372 km) – Van verse eitjes over de Zambezi naar witte tenten

 

Het is heiig om half zeven, maar een half uur later brandt de zon er weer lustig op los. Een heel aardige oude buurman komt een kijkje nemen. Hij is uitermate geïnteresseerd in ons, onze reis en in TOY. Hij geniet van een complete TOY-tour en roept ook zijn vrouw erbij. In een glas komt ze drie kakelverse eitjes brengen. En weer zijn we onder de indruk. Ook hier in Mozambique zijn de mensen vriendelijk, geïnteresseerd en gastvrij. Zelfs het weinig wat men heeft, wordt gedeeld.

 

In het landschap op de 100 kilometer asfalt naar Caia, waar we de Zambezi zullen oversteken, is wat meer zwart geblakerd landschap te zien dan ervoor. En natuurlijk zien we op deze doorgaande verbinding meer verkeer. Niet dat het ook maar enigszins lijkt op wat we in Europa gewend zijn, maar op de kleine pistes in het binnenland kom je helemaal niets tegen. Ook de opgestelde zakken met houtskool wijzen op een zekere klandizie langs de weg. Bij een school stoppen we nog een keer om de watervoorraad aan te vullen. Deze keer kunnen onze jerrycans wel helemaal vol worden getapt.

 

Om precies 11.15 uur sluiten we aan achter de trucks bij het stoffige taluud naar de veerpont. Links en rechts zijn bamboe en houten winkeltjes. Iemand dirigeert ons naar voren voorbij de vrachtwagens. Het lijkt normaal, niemand protesteert. Als het veer er is, begrijpen we waarom. Van de grote trucks met hun opleggers kunnen er hooguit drie op, maar dan blijft er voor kleinere auto’s als onze TOY genoeg ruimte over. Een strenge kaartjesverkoper maakt duidelijk dat Gerard als bestuurder in de auto en ik als passagier eruit moet. Oké, dan maak ik de foto’s toch!

 

 

Aan de overkant houden we eerst een koffiepauze voor we de piste, die de Zambezi volgt, inslaan. We mijmeren erover, dat er vast veel zal veranderen als men volgend jaar echt gaat beginnen met de bouw van de brug. Maar ja, hoewel de brughoofden klaar zijn, liggen brugdelen vooralsnog op de wal weg te roesten. 

 

We genieten van de rit, waarbij we door de bush soms glimpen van de Zambezi zien en dan weer in savannen rijden. Bij Sena gaan we de “langste spoorbrug van Afrika” (gebouwd in 1934 en 3,7 km lang), de Dona Ana Bridge, bekijken. De brug en de spoorlijn er naartoe zijn al jaren niet meer in gebruik. En heel Afrikaans is van de nood een deugd gemaakt en is de brug te gebruiken door het wegverkeer. De rails liggen in het midden en eronder zijn de bielzen bij wijze van wegdek neergelegd. Aan iedere kant van de brug zit een wachter, die om het kwartier het toelaten van het verkeer wisselen. Geweldig om zo de Zambezi over te steken en dan mogen we nog een keer terug ook!

 

We genieten na als we verder gaan op de weg, die hier voor een groot deel uit zwart stof bestaat. En zoals gebruikelijk zijn dan ook de huisjes zwart. Niet dat ‘t iets met die aarde te maken heeft, nemen we aan, maar er lopen ook nog eens zwarte varkens rond. Het is dat de zon schijnt, maar anders zou het een sombere boel worden.

Vele kilometers verder is de weg opgeknapt. In plaats van het smalle zandweggetje is het een bolle weg van rode gravel met watergeulen aan weerszijden. Het gaat door een gebied waar de rietdorpjes weer volop terug zijn. Op de erfjes staan rieten bouwsels, bedoeld voor opslag van maïs en cassave en ook de kippen hebben een hoog hok. Het ziet er een heel stuk primitiever uit dan voorheen. De kinderen, die opgewonden en blij komen aangerend, zien er niet goed uit. Mensen zwaaien doorlopend en vinden het feest als we stoppen voor foto’s.

 

Weer op de smalle paden, constateren we dat deze weggetjes veel beter bij de eenvoud van de nederzettinkjes passen. Op een deel waar de hopen gravel al klaar liggen, komen we de wegenbouwer tegen. Het bedrijf van deze aardige man uit Zimbabwe verbetert alle wegen in dit gebied. We komen zijn mannen en materieel nog wel tegen, vertelt hij trots. Hij geeft ook suggesties voor een route binnendoor. Daarmee kunnen we het pothole-asfalt van de 103 naar Tete vermijden. Hij stelt ons ook een flinke rivieroversteek in het vooruitzicht. Mooi zo, we zijn altijd in voor avontuur. Moeten we ter plekke wel vragen hoe en waar we precies kunnen rijden, adviseert hij.

We nemen afscheid en tussen Chiramba en Nhacolo speuren we naar de door hem beloofde olifanten. Die zien we niet, maar wel zijn er in Nhacolo de witte tenten van het Wereld Voedsel Programma (WFP). Als die tenten er zijn, weet je dat er in de regio honger geleden wordt. Het komt overeen met de indruk die we al hadden.

 

Een eindje voorbij dit plaatsje vinden we eindelijk een vlakke plek achter een bosje, een meter of 20 van de weg af. Het werd tijd, want we hebben alletwee last van diarree. Ook in de donkere en warme nacht blijft dat opspelen. Net als de jeuk trouwens. Gelukkig vergoedt het TOY-bed dat soort ongemak en genieten we onze 232e Afrika-nacht.

 

Zondag 28 augustus 2005 (211 km) – Honger en kip-tandoori

 

Om zes uur hoor ik stemmen. Dat komt niet van de lariam, maar van drie mannen die een eindje verderop geduldig wachten op de dingen die komen gaan. Het gezelschap groeit snel uit tot een man of tien. We zijn het gewend en waren al verbaasd dat er gisteravond niemand kwam opdagen.

Om zeven uur is Gerard druk met onze gasten en doet de TOY-tour & geeft het Afrikakaart-college en ik zet koffie. Vandaag ook thee i.v.m. de verstoorde rust van de ingewanden. Zodra we aangeven, dat we gaan ontbijten, verdwijnt iedereen even vanzelfsprekend als men kwam.

 

Het vervolg van de piste blijft goed. Nog steeds zijn er de simpele erfjes met de opslaghutten op poten. Vrijwel overal staan een of twee fietsen geparkeerd. Het is zondag en de gezamenlijke familie zit ergens in het midden in de schaduw van een boom. Moeder stampt cassave, de mannen praten en de kinderen spelen. Nou ja “spelen”! De oudere kinderen sjouwen rond met peuterbroertjes en zusjes, die ze meestal op de heup dragen. In onze ogen zijn ze nog zo jong, maar het lijkt hen niet te deren. Ze rennen en doen even gek voor de camera als ieder ander kind.

En verder is er in dit gebied opvallend veel vee, voornamelijk geiten en kippen, maar ook, de eerder genoemde zwarte varkens en soms wat koeien.

Ergens langs de weg zit een vrouw met een mistroostig hoopje bananen. We kopen er wat en van alle kanten komen de kinderen aangerend. Ze zijn zo lekker, dat we terugrijden om er nog meer te kopen.

 

Het landschap is heuvelachtiger nu we verder van de Zambezi verwijderd raken. Nog steeds zijn er de kale struiken en boompjes. Voor de afwisseling staan er nu ook regelmatig accacia’s en prachtige stoere baobabs tussen. Ook de piste, die vanaf Mungári in noordelijke richting kronkelt en golft, is schitterend. De weg eindigt tachtig kilometer verder in Mandié, een slaperig dorpje, abrupt aan de oever van de brede Luenha-rivier. Het water staat laag. Tussen de zandbanken zijn brede en minder brede watergeulen. Op een paar meter bandenspoor van een boerenwagen na, is er geen enkel ander oversteekteken te bekennen. We overleggen met een toevallig passerende en zowaar een beetje Engels sprekende onderwijzer. Waarom we niet de asfaltweg verderop genomen hebben, is zijn eerste vraag. Onze uitleg stelt hem tevreden en gezamenlijk komen we tot de conclusie, dat het wagenspoor volgen het beste lijkt.

 

Recht zo die gaat! Altijd weer spannend. Off-road-literatuur adviseert niet voor niets dat vóórlopen bij dergelijke oversteken gewenst is. Pas dan weet je precies wat de juiste route is. Maar het zand ziet er stevig uit en we vermoeden dat de geulen niet al te diep zijn. En dat klopt, we bereiken de overkant zonder enig probleem. Op de zandoever zoeken we naar een vervolg van de piste. Niet te vinden, dus rijden we naar een verzameling hutten met in het midden een kerkje.

Onder een boom staat een groepje kinderen te zingen. Dat is zo aanstekelijk, dat we er de tijd nemen. We maken foto’s en video en als dank trakteren we op koekjes. De piste ligt “daar ergens” en men wijst vagelijk in een richting. Na het nodige zigzagrijden vinden we een klein en slecht karrenspoor. Op de gps zien we dat het de goeie kant op gaat. Dat is geruststellend. TOY drukt zich langs stekelige struiken, over rotsige keien en door droge rivierbeddinkjes.

 

Eenmaal op het asfalt (Estrada Nacional 3, ofwel de Tete-corridor) leggen we de resterende kilometers naar Tete beduidend sneller af. De stad is loom en slaperig op deze warme zondagmiddag. Na een uitstapje over de frêle brug (vrachtwagens mogen 15 en personenauto’s 30 km/uur) naar de overkant van de Zambezi vinden we een aardig plekje bij het Tete Motel.

 

 

Het uitzicht op de rivier is prachtig. Voor 80 eurocenten kamperen we en krijgen er nog een handdoek bij ook. Oké, de kip en frites zijn eh … kippig en frietig, maar dat nemen we op de koop toe.

Er moet geklust worden. Op een niet te traceren moment en manier is de kentekenplaat aan de voorkant er zo ongeveer afgescheurd. Gerard neemt nu afdoende maatregelen tegen diefstal. Ik neem de voorraden op en maak een boodschappenlijst. En dan is het hoog tijd voor een douche! Na al die dagen bushcamp is dat een hemel-op-aarde-ervaring!

 

Als we in de schemer van borrel en uitzicht genieten komt Petra poolshoogte nemen. Ze is een Duitse in dienst van WFP (Wereld Voedsel Programma van de UN). Later komt ook collega Paula, een Mozambikaanse met Portugees bloed. Petra traint en counselt lokale medewerkers in mens-management. Ze wordt voor dit soort klussen over de hele wereld uitgezonden vanuit het hoofdkwartier in Rome. Samen met Paula, die assisteert en vertaalt, vliegt ze in een week naar verschillende plaatsen in Mozambique. Ze is jaloers op ons. Ze zou ook wel eens ‘n ruimere blik op een land willen werpen dan de “vierkante blik” vanuit vliegtuig- en autoraam.

 

Van hen horen we ook, wat we al dachten. Het gaat niet goed met Mozambique. De economie verbetert almaar niet en er zijn heel veel mensen die honger lijden. De WFP lenigt de directe noden en probeert daarnaast meer structurele veranderingen te bereiken. Scholing is cruciaal voor economische verbeteringen op langere termijn. Ouders worden gestimuleerd hun kinderen naar school te sturen. Als beloning krijgen ze voedsel (olie, maïs, enz.). Ondanks de inspanningen zijn ze beiden somber over de toekomst.

De UN-auto met chauffeur die tot hun beschikking staat, komt op de afgesproken tijd. We besluiten tot een gezamenlijk restaurantbezoek. Samen met Lash, de lokale directeur, proppen we ons in de Toyota. Een paar kilometer verderop eten we op het grasveld van een heel populair restaurant. In de speeltuin-sfeer wordt er nog veel uitgewisseld tijdens de kip-tandoori.

 

Veel later vleien we ons, tevreden over weer een mooie dag, neer. Het helle neonlicht en het geluid van het aggregaat kunnen ons niet deren. We slapen aan de beroemde Zambezi…..!

 

Maandag 29 augustus 2005 (138 km) –  Moeizame bevoorrading en geen TOY-bezoek

 

Na een TOY-ontbijt met fantastische verse broodjes van het motel, nemen we afscheid van Paula, Petra en Lash. We vinden de bank waar met de visa-card geld gepind kan worden. Maar ... we zijn niet de enigen. Gerard sluit aan achter de meterslange rij wachtenden.   

Wat wij achteraf te horen krijgen is, dat in het weekend de salarissen zijn overgemaakt. En nu wil iedereen geld hebben. Maar er is een storing aan de geldautomaat. Geduld dus. Na twee uur wachten, warmte en kopjes koffie hebben we eindelijk weer geld. Hopelijk genoeg voor diesel, boodschappen en misschien ook wel gas. 

 

In dé supermercado van de stad is weinig te krijgen. Wat blikken, maar geen boter, water en w.c.-papier. Na een rondje shoppen in kleinere winkeltjes, vinden we gelukkig de laatste twee alsnog. Met het oog op de darmperikelen toch wel belangrijk. Ook vinden we nog een internetmogelijkheid. Fijn om weer e-mail checken en het gastenboek bekijken.
De gasfles kan niet gevuld worden. Niet het juiste nippeltje. Voor diesel moeten we volgens onze reisgids aan de overkant van de Zambezi zijn. Daar echter ligt het nieuwe BP-station er zielig en verlaten bij. Dus weer terug over de brug de stad in en van het ene naar het andere tankstation. Bij het afrekenen blijkt dat we toch te weinig gewisseld hebben. Jammer, want nu moeten we helaas onze kostbare dollars gebruiken.

 

Oké, na alle gedoe zijn we om half vier dan eindelijk de stad uit. Rondom Tete is de aarde grauw net als de struiken. Overal in het heuvelachtige en kale landschap staan baobabs. Langs de goede asfaltweg richting grens zijn er nog steeds simpele erfjes met riethuisjes. We blijven ons verbazen over het contrast: een moderne weg, hoogspanningskabels naast bebouwing die naar een compleet andere tijd verwijst.

Het verkeer bestaat uit onszelf en een auto die ons passeert. En dat is, bedenken we, de eerste keer sinds we in dit deel van Afrika zijn. Door een stoere Toyota 80 natuurlijk, dat wel.

 

Het schemert als we op 150 kilometer voor de grens een karrenspoor zien dat de niet verbrande bush in leidt. We vinden er een fantastische bivakplek. Met recht en reden is dit een heel erg echt bushcamp.

 

 

Het natuurtoilet dat we vanwege de hardnekkige diarree hard nodig hebben, moet met veel hakwerk gemaakt worden. De bodem is keihard.

Na een opgeleukt pakje soepje genieten we van de stilte en de sterrenhemel die door de kale takken van de bomen schittert. We slapen een heerlijke laatste Mozambikaanse bushnacht.

 

Dinsdag 30 augustus 2005 (141 km) – Afscheid van een expeditieland

 

We staan vroeg op om nog wat van de ochtendkoelte te genieten. Voor het allereerst in Mozambique hebben we helemaal geen bezoek gehad. Ook wel eens leuk en lekker rustig.

Gerard vervangt het kapotte remlampje. Er doen veel verhalen de ronde over de roadblocks in Zambia, waar de verkeerspolitie auto’s controleert op van alles en nog wat. Ze zouden er vooral op uit zijn om buitenlanders te bekeuren om zich vervolgens te laten afkopen. Corruptie schijnt er een groot probleem te zijn. We zien wel. Alles aan TOY is in ieder geval Zambia-klaar als we het laatste traject naar de grens rijden.

 

De uitreisformaliteiten zijn snel gedaan en de customsbarrier wordt voor ons geopend naar het stukje weg dat tussen de slagbomen van Mozambique en Zambia ligt. Daar doen we het dak omhoog en nemen de tijd voor het overgangsritueel.

 

Na 2.326 kilometer in Mozambique nemen we afscheid van een mooi en arm land met een merkbaar Portugees verleden. 

Wat waren de mensen ook hier indrukwekkend vriendelijk en respectvol. Het feit dat zij geen Engels en wij geen Portugees spreken vormde geen belemmering voor vrolijke en warme contacten.

We zijn blij, dat we ervoor gekozen hebben om toeristisch Mozambique, op het Ilha de Mocambique na, te laten voor wat het is. Zo kwamen we dichterbij een samenleving die ver weg ligt van onze moderne wereld. Avontuurlijk zochten we in het binnenland onze weg over zandpaden soms door dichte bush en dan weer door open savannen en bebouwde velden. Geweldig was het om te toeren over al die heerlijke pistes door dorpjes en langs erfjes. En wat een schik hadden we bij rivieroversteken over meccanobruggen. Er waren geknakte en ingestorte bruggen en we hobbelden we over houten paalbruggetjes, kruisten rivierbeddingen met droog zand of watergeulen.

Maar ook zagen we hoe de mensen moeten sappelen voor hun bestaan. We hopen vurig, dat het de mensen snel wat beter zal gaan...