home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Africa 2006
::
mali 1
  • algemeen
  • south africa
  • namibia
  • angola
  • d.r.c.
  • cabinda
  • congo
  • gabon
  • cameroon
  • chad
  • niger
  • burkina faso
  • mali 1
  • mali 2
  • algeria 1
  • algeria 2
  • tunisia
  • europe
::
reisverslag
Africa 2006 :: mali 1 :: reisverslag

 

Route Mali 1 : Sikasso – Bougouni – Bamako – Sibi – Naréna – Kourémalé – Kangaba – Bamako – Nossombougou – Kolokani – Banamba – Sirakolo – Koulikoro – Bamako (mét Algerijns visum!!!) – Fana – Ségou – Bla – San – Djenné – Mopti – Sévaré – Bandiagara -  (route door de Dogonvallei langs de Falaises de Bandiagara) – Douentza = 2.024 km.    Totaal in Mali 3.700 km.

 

Deel 1 voerde ons door het groene Saheldeel, de "brousse", van Mali. In Bamako spendeerden we de nodige tijd aan TOY-onderhoud, bijwerken van de website en het aanvragen van het visum voor Algerije. Vanuit hier maakten we een trip in noord-oostelijke richting en reden we een rondje ten zuid-westen van de hoofdstad.
Het kostte inspanning, frustraties en een hoop geld, maar uiteindelijk kregen we het felbegeerde visum voor Algerije m.b.v. DHL en het Visumburo in Nederland.
Intussen hadden onze Franse vrienden (zie hun website: www.javanosi.fr/ voor veel mooie foto’s) zich bij ons gevoegd en gezamenlijk verlieten we Bamako in oostelijke richting voor een fantastische trip door de Nigerdelta en de Dogonvallei.

 

 

Woensdag, 12 juli 2006 – Mali: vol verwachting klopt ons hart

 

Na een vlotte grenspassage moeten we ons melden bij een politie-ambtenaar. We hebben een “laissez-passer” nodig, houdt hij ons voor, en dat moeten we bij de politiecommandant in de eerstvolgende plaats gaan halen. Vervolgens moeten we ons bij iedere stad melden. Bij iedere stad op zoek gaan naar de politiecommandant? Wat nu weer! Het visum èn het carnet betekenen niets voor de man. Dát document moet het zijn en niets anders. Na ons uitgebreide betoog, dat en waarom wij er anders over denken, kijkt hij ons meewarig aan. Dan moeten we het zelf maar weten, lijkt hij te denken. Maar het helpt en ook de laatste slagboom gaat voor ons open.

Het wordt de hoogste tijd voor het visum voor Algerije. Dus rijden we in rap tempo over de rafelige asfaltweg, die dwars door het land loopt. Het landschap is onveranderd groen en dichter begroeid met grotere struiken en meer gras. We passeren hier en daar een dorp. Na een lunchpauze en een tukkie in de brousse schieten we lekker op. Zodanig, dat we besluiten om door te gaan tot Bamako. De laatste 100 kilometer zijn er weer heel wat potholes te ontwijken.
Om een uur of half vijf bereiken we Bamako, de hoofdstad van Mali. We gaan even langs het vliegveld om een DHL-vestiging te zoeken. Die blijkt in de stad te zitten. Tijdens een speurtocht naar Hotel-Camping “des Colibris” vinden we stomtoevallig de Algerijnse Ambassade. Waypoint vastgelegd! Zo, dat scheelt morgen een hoop gezoek. Als we eindelijk “des Colibris” gevonden hebben, blijkt kamperen er niet meer mogelijk. We wurmen ons de stad weer uit via grote allee’s, modderige weggetjes en kriskras door marktjes.

Het is nog steeds vochtig heet, als we ons eindelijk hebben geinstalleerd op camping “le Cactus”. Het verlopen hotelletje wordt beheerd door een Canadees echtpaar, zeer op leeftijd, en ligt vlakbij de Niger. Op het grasveldje staat ook een niet meer rollende rode Duitse hotelbus. Duidelijk is, dat we buiten het seizoen zitten. Behalve de oude baas, de nachtwaker en trossen gele vogeltjes, is er geen levende ziel te bekennen. Ook het restaurant is niet in bedrijf. Dat wordt dus een simpele pasta, want na een lange autodag en in de warme vochtige atmosfeer zit meer kookwerk er niet in.
We wandelen naar de Niger. In de verte zien we de lichtjes van Bamako. Langs de oever liggen piroques afgemeerd. In het halfduister zijn her en der mannen bezig zand uit de rivier te zeven.

Na een washandopfrissing doen we een poging om te slapen. Gezoem horen we niet, maar déze muggen laten weten, dat ze er zijn door gewoon te bijten. Stiekem liggen we in de warmte zelfs te verlangen naar droog en koud weer.

 

Donderdag, 13 juli 2006 – Het Algerijnse visum: continuing story 

 

Even na zes uur jagen vliegen en de warmte ons uit bed. Pfff, wel zo lekker. Na de koffie gaan we met duidelijke route-instructies op weg naar de Algerijnse Ambassade. Vandaag rijden we een stuk vlotter dan het gekriskras van gisteren. Eerst moeten we bij de immigratiedienst langs voor een stempel. Het gebouw van de dienst ligt ergens in een ruime moderne wijk ten westen van de stad. Gelukkig is er een vriendelijke manager van de CFAO-garage (Toyotadealer!). We vragen er de weg en hij stapt simpelweg bij ons in de auto om ons daar te brengen. Vervolgens loodst hij ons razendsnel langs lange rijen wachtenden en door de formaliteiten. Dat scheelt! We krijgen het stempel heel vlot. Volgens de beambte overigens is het helemaal niet nodig! Het zal wel, this is Africa, nietwaar!
Met de alleraardigste CFAO-manager spreken we af, dat we met TOY komen voor het een en ander. Gerard mag zelf sleutelen en gebruik maken van de garagefaciliteiten. Alweer een reden om in een Toyota te overlanden. Toch?!

Bij de Algerijnse Ambassade moeten we wachten en dat doen we in gezelschap van een dame uit de Oekraïne. Eindelijk worden we geroepen bij een Heer-Van-Stand, zou je kunnen zeggen. Stand of niet en om een erg lang verhaal heel wat korter te maken: het visum krijgen we niet. Ook hier dus niet! Verontwaardigd laten we weten, dat men ons in Niamey (Niger) hierheen heeft gestuurd. En jawel hoor, hij waagt er een telefoontje aan. Wij blij, komt het toch nog goed. Nee dus. Ons meewarig aankijkend, stelt hij, dat men ontkent. En logisch, vindt hij, en hij bladert door een stapeltje instructies, want het staat in de regels. Onze Hollandse klompen breken nu echt! Zó, is this Africa of niet!
Zijn logica is duidelijk: als je in Nederland woont, haal je dáár je visum. Niets helpt en we druipen af. Balend…!
Bij DHL zijn de onderdelen gearriveerd. Dat is in ieder geval iets. We informeren naar de mogelijkheden voor verzending van de paspoorten. We troosten ons met een hotelletje in de buurt van de garage en likken onze wonden voor we aan de slag gaan. Thuisfront (Jovita en Dolf) ingeschakeld, het Visumburo geïnformeerd, aanvraagformulieren gedownload en ingevuld, pasfoto’s... En in ons achterhoofd ont-wikkelen zich reeds de alternatieven voor als ook dit niet gaat lukken.

In het hotel lopen we Nico van de SNV (Niamey) tegen het lijf. We spreken een borrel af en horen veel van zijn jarenlange ervaring in verschillende delen van Afrika. Het hotel heeft weinig ambiance, maar voor het herstellen van het visa-gedonder en de hitte is de plek voldoende.

 

Vrijdag, 14 juli 2006 – Hotel- en garagewerkdag 

 

Na een onrustige nacht zijn we vroeg op om de visumaanvraag af te wikkelen. Het Visumburo laat weten, dat het moet lukken binnen de termijn die we hebben en de rust keert weer als het boeltje verstuurd is. En jawel hoor, dan komen we erachter, dat we het naar het postadres hebben verstuurd. Dat kan meer tijd kosten. Ook dat wordt geregeld met Dolf. Gerard brengt de rest van de dag door in de garage met TOY en ik laptop, lunch en zwem.
Met een taxi gaan we de stad in naar “het beste restaurant in Mali” volgens onze reisgids. Het moet gezegd, het is heel lekker en gezellig. Het eten, dat we over hebben, wordt dankbaar door onze wachtende taxichauffeur in ontvangst genomen.
Als de kluskleren van Gerard gewassen zijn, leggen we het moede hoofd te ruste.

 

Zaterdag, 15 juli 2006 – De stad uit

 

In alle vroegte e-mailen we, maken we het TOY-bed op, laptoppen, douchen, ontbijten en internetten. Nog even langs de garage voor het doorsmeren, dat gisteren vergeten was en we zijn weer “en route”.

Via het tankstation, pinnen met de visa-kaart en een goed gesorteerde supermarkt, verlaten we de stad in noordelijke richting. Vlak voor lunchtijd en in een enorme hoosbui bereiken we het Nationaal Museum, waar we lunchen en met  een stuk of drie andere bezoekers langs de exposities zwerven. Door middel van prachtige zwartwitfoto’s maken we kennis met een groot aantal traditioneel levende stammen en zien we welke prachtige stoffen hier geweven worden. 

Al snel na het verlaten van de laatste buitenwijken zijn we weer in alle rust aan het zwerven. Er zijn weinig dorpjes en het verkeer in minimaal. De temperaturen zijn na de regen teruggezakt naar Nederlandse waarden van zo’n graad of twintig. Wat een verademing is het om te genieten op een “brousse"- (het Franse woord voor bush)-bivak met een boek (B) en in de hangmat (G) van de stilte en de rust. Nou ja, even dan, want er barst weer een enorme bui los.

Na het eten kruipen we om half tien onder het dons. De regen klettert op het dak en de wind giert langs het tentdoek. Mmmmmm...

 

Zondag, 16 juli 2006 – Een mooie tocht door akkerland

 

Om zes uur al zijn we lekker bezig in de schaduw. Gerard vervangt de stuurbusjes, verhelpt het piepje aan de schokdempers en stelt de lager van het linker voorwiel af. Ik maak een zondagmorgenontbijt.

Om elf uur is de temperatuur opgelopen tot 27 graden en na de “blokertijd” vertrekken we. Het is stil op de asfaltweg naar het noorden. Hier en daar zijn er groepjes strohutten te zien. Boerderijen, nemen we aan. Ze worden omzoomd door bewerkte akkers. Hier en daar wordt geploegd. Achter de twee ossen loopt vader en ervoor het zoontje. Een vertrouwd beeld zo langzamerhand.

Bij Kolokomi slaan we af in oostelijke richting. De weg is zanderig en vergeven van grote en diepe plassen na de regen van gisteren. Het valt niet mee om de juiste weg te vinden, want overal zijn karrensporen. En welke daarvan is de doorgaande?
In dit landbouwgebied wordt geploegd en zijn de vrouwen aan het zaaien. Met een hand slaan ze een gaatje in de grond en met de andere wippen ze een zaadje in het gaatje vanuit een kleine kalebaskom. Het gaat razendsnel en geroutineerd. De kinderen  helpen ook mee. Als er een baby is, wordt het op de rug meegedragen of het ligt een beetje te spelen in de schaduw van een boom.

 

 

Zo komen we een babymeisje tegen, dat op de dag af even oud is als Joey. We krijgen pinda’s, een belangrijk gewas in deze streek, en geven zeepjes, shampoo, babylotion, flessen en suiker.

Onze route oostwaarts is er een met hindernissen. We wurmen ons door de  dorpsmarkt van Sirakorobo. En met regelmaat zijn we de weg kwijt, we hobbelen over sporen in de akkertjes en dan weer door enorme kuilen vol water. Kortom, een heerlijke expeditie door dorpjes en langs boerenerfjes. Bij Banamba bereiken we een goede piste naar het zuiden. Het is zondag, er wordt dus niet gewerkt, maar overal is te zien dat en hoe deze piste wordt verbeterd. 

Eind van de middag vinden we een bivak aan een pad dat van de grote piste af leidt. Tussen de bosjes kunnen we in alle rust bij een temperatuur van 30 graden de dag terugbeleven. De salade van asperges, ei, kaas, ham, augurken en een soepje zijn weer van een hoog expeditiegehalte. Het leven in de tropen is zo gek nog niet, constateren we tevreden, terwijl we ons een concert door krekels en vogels laten welgevallen. Als de zon  is verdwenen, daalt de temperatuur nog wat, maar komen er ook muggen.

Zelfs de schitterende sterrenhemel en halve maan kunnen ons niet verleiden om op te blijven. 

 

Maandag, 17 juli 2006 – Chinese wegwerkers en lunch in het Mandé-hotel

 

Na de warme nacht is het goed opstaan. Op het spoor, dat getuige een bord naar een school leidt, passeert nu en dan een voetganger of een brommertje. We hebben geen haast en beleven een lekker campinggevoel in de schaduw en met wind. Maar uiteindelijk is het toch de warmte, die ons om half tien de TOY-airco injaagt.

Gerard kan het niet laten om bij de mannen die aan de weg werken een babbel te maken en het mate-rieel te bestuderen bij de gravelpit. Het bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan. Zo komt hij te weten, dat hier de Chinezen het wonnen van de Fransen. De aanneemsom van het Franse bedrijf was een stuk hoger. Volgens de mannen komt dat, omdat de Fransen in dikke auto’s rondrijden, in dure hotels wonen en alleen maar de baas uithangen. De Chinezen daarentegen werken net zo hard mee als de lokale mensen. Ze leren bovendien de (stam-)taal van hun ondergeschikten en wonen in hun kampen. Nee, geef hen maar een Chinees! En later zien we het. Overal waar mensen aan het werk zijn, steekt ook een Chinees de handen uit de mouwen. 

Tijdens de koffiepauze in de berm, zakken we, gelukkig met één wiel, diep in de modder weg. Met de sper erin rijden we er zo weer uit. Pfff, want gemier in de modder in deze hitte was niet ons idee van een leuke koffiepauze.

Rond de middag zijn we bij Koulikoro, dat aan de Niger ligt. Van hier vertrekken de beroemde boten voor huin tochten over de rivier naar Timboektoe en verder. We vinden de aanlegplaats niet. En omdat er verder niets te beleven is, besluiten we te gaan lunchen in Bamako.

De lunch in het Mandé Hotel is heerlijk, de sfeer uitstekend en de locatie aan de Niger fantastisch. Hier willen we graag terugkomen later in de week. We reserveren dus voor onszelf, maar ook voor Javanosi.  Als ze volgende week maandag arriveren, hebben ze vast ook behoefte aan rust en comfort. Kortom, het is een prachtige plek voor de hereniging met onze vrienden.

Tevreden zoeken we onze weg over de oude brug in zuidwestelijke richting. Zonder borden, wegnummers en zonder waypoints is het zoeken geblazen en “ouderwets” navigeren op de Michelinkaart.

Als we buiten de stad een kilometer of 15 op de rode brede piste gevorderd zijn, heeft de schemer reeds ingezet. Tijd dus om een plek voor de nacht te zoeken. Hoewel het hier niet meevalt, lukt het ook nu weer. Zoals altijd! Een klein karrenspoor brengt ons diep in de brousse, waar we wachten op verkoeling.

 

Dinsdag, 18 juli 2006 – Trip tot aan Guinee en dan linksaf

 

Ook vandaag is het warm en vochtig en worden we buiten de auto doorlopend belaagd door wolken kleine vliegjes. De weg voert door groen landschap en bij Siby langs formaties van puntige rotsen. De piste wordt steeds beter en zuidelijker zoeven we over strak asfalt. Zonder dat het de bedoeling was, staan we zomaar aan de grens met Guinee. De afslag die we voor ogen hadden, moet ergens tien kilometer terug liggen. Met aanwijzingen van de douanier belanden we er.

Het is inderdaad een piepklein landweggetje. Het slingert door een fraai landschap van struiken, bomen en open grasvelden, waar wonderlijke paddestoelvormige termietbouwsel staan. Hier en daar wordt de rode aarde bewerkt. Onze lege plastic waterflessen vinden weer gretig aftrek bij een groep vrouwen, die in de aarde staan te hakken. Het is een dun bevolkt gebied, gezien de enkele kleine nederzettingen, die we passeren.

 

 

Na de lunch krijgen we een tropische stortbui over ons heen. Binnen de kortste keren zijn de kuilen volgestroomd. Forse modderfonteinen opwerpend, vorderen we. Bij Kabanga gaan we noordwaarts over een brede rode piste vol modder en waterkuilen.

Bij een raingate mogen we passeren op voorwaarde dat we dokken. We weten, dat dit niet klopt. De slagbomen over deze onverharde wegen worden tijdens en na regens gesloten tot de aarde voldoende droog is. Zo voorkomt de overheid, dat de wegen aan gort worden gereden. En onterecht betalen, tja, dat is niet ons beleid. We parkeren en gaan gewoon staan wachten. Dat was nou ook weer niet de bedoeling en dus openen ze toch maar de slagboom. We belonen deze inventieve jonge mensen met een pen!

Voor we de grote weg naar Bamako bereiken, duiken we een ezelspad op. TOY is inderdaad breder en hoger dan een ezel en het kost moeite voor we onder een grote boom op een fris grasweitje staan.
Ook hier krijgen we aanloop. Gezellig en informatief. Het regent en we zijn blij met de afkoeling. Want dat is lekker, als je van een borrel met hapje geniet. Ondanks de jeuk van de beten van gisteren slapen we lekker lang en koel.

 

Woensdag, 19 juli / Maandag, 24 juli 2006 – Mandédagen

 

De dag start moeizaam. Ik moet namelijk heel nodig! De grond is keihard en voor een ordentelijke kuil moet er flink gehakt worden. Als dat dan eindelijk klaar is, komt er prompt nieuw bezoek ons weitje opgewandeld... Tsja!

Slalommend langs gaten, hobbels en waterplassen met een omvang van kleine meertjes bereiken we de asfaltweg naar Bamako. Via pin- en supermarktstops checken we rond de middag in bij het Mandé hotel. Javanosi verwachten we maandag, dus we hebben een paar bijwerkdagen. Tussendoor genieten we van het zwembad met het prachtige uitzicht op de Niger en het restaurant. Daar ontmoeten we het Belgische koppel Brigitte & Xavier weer, die terug zijn van hun uitstapje naar Ségou.

En Gerard speurt tussendoor naar de herkomst van een “plok”-geluidje aan TOY. Zonder resultaat, TOY houdt zijn geheimen voor ons.

De dag na een enorme tropische regenbui is de Niger veranderd in één grote vuilnisstroom. Opvallend is de enorme hoeveelheid teenslippers, die we voorbij zien drijven. Navraag leert, dat het water het zwerf-vuil van straat naar de rivier voert. En dan heb je schoongespoelde straten, maar een ongelofelijk vervuilde rivier. Een treurig gezicht. Onze zegsman is ook hogelijk gefrustreerd en verzucht dat de pogingen van de overheid om dit te veranderen niet veel resultaat hebben. Nog niet, voegt hij er hoopvol aan toe. Hetzelfde geldt voor het dumpen van vuil lukraak in het land. We zagen er schokkende voorbeelden van.

Tsjaad komt op de site en verder zijn er dutjes, het zwembad, uitstapjes in de stad, restaurantje hier, babbeltje daar...

Eind van de zaterdagmiddag (22 juli) is daar plotsklaps een telefoontje van Javanosi. Ze blijken nog maar 200 kilometer boven Bamako te zitten en dus komen ze vanavond al aan! Oeps, dat is snel. We regelen hun kamers en bereiden een feestelijke ontvangst voor met het twee-man-sterke orkest, oranje ballonnen en EtW (ExploringtheWorld)-merchandise. Onze muzikanten oefenen op een “javanosi"-lied en iedereen (er zijn verder geen gasten) kijkt mee uit naar hun aankomst. Het wordt dikke pret!

 

 

Zo brengen we nog een paar dagen door. Onze Franse vrienden beginnen nu al ieder hoekje en gaatje te vullen van hun toch al volle ToyFra (Toyota 90), omgebouwd door Innovation Campers, mét achterbank, vijf personen en een forse herdershond. En, we hebben veel bij te praten.

 

Dinsdag, 25 juli 2006 – Start van de echte Mali-expeditie

 

Gerard’s haar is gekortwiekt, Burkina geupload, gastenboek beantwoord, kaarten verstuurd, boeltje gepakt... We zijn helemaal klaar voor het laatste deel van ons Afrika-avontuur. Dat wil zeggen: op de visa na! En yes, het komt voor elkaar. Wat een opluchting is het om bij DHL de paspoorten met het felbegeerde visum voor Algerije in ontvangst te kunnen nemen. De supermarkt is gesloten en dus kopen we bij een tankstation een voorraad water en eindelijk zijn we weer op echt weg!

Via een kleurrijke stop op een dorpsmarkt bereiken we om een uur of vijf Ségou. We kuieren rond in de stoffige warmte van het “centrum” bij de Niger. Behalve die ene allee met koloniale huizen en de nodige straatverkopers, is er niet veel te zien. Op het terras van “l’Auberge” drinken we een koel drankje. Maar dan haasten we ons de stad uit om nog bij licht een bivak te kunnen vinden.

Was het landschap vanaf Bamako glooiend en begroeid, hier is het weer open en vlak. We gaan weer richting woestijn! Het land wordt bewerkt of er sukkelt wat vee rond.

We staan op een open zanderig stukje vlakbij een akker. Aan de sporen is te zien, dat we langs een kudderoute zitten. Dat blijkt ook, want niet veel later komen de jonge herders met hun dieren voorbij. Met open mond bestuderen ze ons kampement.

Na onze opgetutte soep merken we dat we knap moe zijn. Het is toch wel schakelen van saampjes naar een groep en dan vooral voortdurend Frans te moeten spreken. Bovendien gaat het ineens hard waaien en het onweert in de verte. Mmmm... dat slaapt toch wel weer voortreffelijk.

 

Woensdag, 26 juli 2006 –  Denderend Djenné

 

Om half zeven ben ik op. Iedereen slaapt nog en ik zie ik twee keer een kudde koeien voorbij komen.

De herders nemen het zekere voor het onzekere en passeren ons bivak met een grote boog.

Om een uur of negen toeren we over de goede asfaltweg. Onderweg stoppen we bij een dorpje met een heel karakteristieke lemen moskee.

 

 

Het is gewoon zomaar een dorpje en het is er heerlijk rondwandelen met een kluit kinderen om ons heen. Er meldt zich een Frans sprekende dorpsbewoner, die ons rondleidt. Met eerbied vertelt hij over het belang van het graf van de stichter van het dorp. Het graf ligt centraal en voor allerlei wensen gaat men er in gebed. Zo heeft onze zegsman bijvoorbeeld gevraagd of hij het dorp mocht verlaten.
En, jawel, de tekenen maakten hem duidelijk dat hij naar Bamako kon afreizen. Een “wereldervaring” voor deze man. In de schaduw van een grote boom houden we een lange lunchpauze met uiteraard de nodige belangstelling.

Met het kleine pontje steken we de Niger over en om ‘n uur of vier zijn we in Djenné. Op de binnenplaats van het “Campement” is er net voldoende plaats voor de twee auto’s en de tentjes. Na de borrel wandelen we door het prachtige lemen stadje. We zijn zo’n beetje de enige toeristen, waardoor we een het gevoel hebben dichterbij de mensen te kunnen komen. Het leven van de bewoners speelt zich voor een deel op straat af. We genieten. De mensen zijn aardig en niet opdringerig.
Hier en daar zijn flinke modderpoelen door de regen van de dag ervoor. Terug op de kampeerplaats eten we canneloni-uit-blik en een blikje vruchten toe. Een heel zacht briesje maakt, dat we net de hitte aan kunnen. Na een verfrissende douche slapen we redelijk in de warme nacht met op de achtergrond vaag wat stadsgeluid.

 

Donderdag, 27 juli 2006 – Verkenning Djenné en Mopti

 

Na een vroeg ontbijt gaan we weer op verkenning in Djenné. Een aardige (niet-officiële) jonge gids scharrelt voor ons uit en vertelt trots over zijn stadje. Bij een van de vele kleermakerszaakjes laat ik een oude jurk korter maken. De eigenaar laat trots zijn huis zien.

Rond de middag zijn we terug bij het pontje voor de oversteek over de Niger en een uur later rijden we weer op het asfalt voor een bezoek aan Mopti.

Later tijdens de lunch onder de enige groep bomen in de verre omgeving, krijgen we een stroom bezoekers. De mensen vergapen zich aan ons en wij aan de manier waarop een fietsband gerepareerd wordt. Een van de jonge meisjes maakt duidelijk, dat ze met Simon wil trouwen. Maar aan verkering is hij nog niet toe, laat staan aan trouwen.

In Sévéré hebben we eindelijk weer eens een bermontmoeting. Het zijn Zwitsers (Landrover Defender) en de zoveelste, die denken dat ze vanuit hier via Niger en Soedan kunnen oversteken naar Ethiopië.
Dat dat niet kan, willen ze niet van ons aannemen. Soms verbazen we ons, over de naïviteit bij sommige overlanders. Nou ja, ze zullen er vast wel achter komen.

De banken zijn gesloten, dus besluiten we eerst Mopti te bezoeken. En wat is het indrukwekkend. Bij de haven is er een overdaad aan geuren, kleuren, geluiden, en bewegen. En het is héét en stoffig. We zien hoe de ene piroque een andere spiest. We slenteren rond. Er is zoveel te beleven!

 


Laat in de middag vertrekken we om ergens zuidwestelijk van Sévéré een mooie bivakplek te vinden aan de voet van een rotsplateau, wat ons een piepklein beetje schaduw biedt. De rijst met een sausje en bonen uit blik smaken niet super, maar wel de rosé, die we als apéritief drinken. Het is een maanloze nacht en we genieten van een fantastische sterrenhemel.

 

Vrijdag, 28 juli 2006 – Op naar de Dogon bij de Falaise de Bandiagara

 

Voor we naar Bandiagara vertrekken, gaan we eerst de stad (Sévéré) in. Er is een bank en een internet-café. We slaan nog een heleboel drinkwater in en dan rijden we zuidelijk in een steeds mooier wordend landschap. Het wordt zanderiger en er zijn zowaar palmbomen te zien. Bandiagara is een stoffig stadje. Zo midden op de dag is het er uitgestorven. Het kost moeite om iemand te vinden, die kan vertellen, waar de piste naar de vallei begint.  
De weg wordt steniger. De omgeving verandert. Er zijn steeds meer rotspartijtjes en bergjes. Op een zo’n rotspartij staat een boom. Dat betekent schaduw in de zinderende middaghitte. Een goeie plek voor een pauze met brood en worstjes. Daarna gaan we verder over de kleine piste met stenen, dan weer rotsbodem, soms beton en veel gaten. We klimmen stukje bij beetje door dit mooie landschap naar de rand van de falaise (steile rotswand).

We nemen de tijd om te genieten van het indrukwekkende uitzicht en klauteren naar een bijzondere in de rots uitgehouwen trap een eindje omlaag. Ook de pas, die we met de auto kunnen nemen, is adem-benemend en zeer spectaculair. Beneden moeten we zoeken naar de juiste koers om Nombori, een Dogon-dorpje onderaan de rotswand, te bereiken.
In dit typische Dogon-dorp hebben we al snel een gids en een groep kinderen op onze hielen. We gaan kennismaken met de dorpsoudste.

 

 

De hoogbejaarde en blinde man begroet ons vriendelijk en geeft toestemming om zijn dorp te bekijken. Zo klimmen en klauteren we rond. Zien de eeuwenoude hoog aan de rotswand geplakte graanschuren, plekken waar de doden begraven werden en genieten van het schitterende uitzicht, terwijl we zo nu en dan op adem komen.

Het piepkleine museum bezoeken we ook. Het is simpel en primitief, maar het ontroert ons te zien hoe trots men is op het cultureel erfgoed. En natuurlijk is er handel.

We worden uitgewuifd en we raken uit koers. Ineens hangt TOY schuin op een zanderige en nogal onbegaanbare helling. Onze ervaring met zandrijden is gelukkig groot genoeg en schielijk duiken we “het gat in” om ergens benenden het bedoelde pad te vinden. Over de helling zien we nog net een rij vrouwen met gevulde kalebassen van het veld terugkeren. Verbaasd kijken ze ons na en wij genieten van het kleurige schouwspel.

Verderop vinden we langs de rivierbedding een vlak grasveldje bij een grote boom. Met uitzicht op de zandrivier en de rotswand laten we ons de koude rosé en de pasta goed smaken.

 

Zaterdag, 29 juli 2006 – Zoek de route langs de falaise!

 

 

Om half zeven begint onze dag. Geduldig zitten een paar verkopers op afstand te wachten op onze klandizie. Die krijgen ze van Javanosi, die hartstochtelijke kopers zijn. En oh, wat is het heerlijk om die prachtige doorgroefde koppen te fotograferen!
We trekken verder langs de voet van de falaise van Bandiagara. Het is er prachtig. Overal is er het frisgroen en zijn er bewerkte veldjes en tegen de rotswand geplakte dorpjes. Zomaar vanuit het niets duikt een colonne vrouwen op. Op hun hoofd dragen ze kalebassen en rietenmanden met landbouw-produkten. Met handen en voeten communiceren, vinden ze wel leuk, maar op onze fotocamera’s hebben ze het niet begrepen. Ze verdwijnen even snel als ze tevoorschijn kwamen. 

In de verte kleurt de lucht donker tot bijna zwart. Het voorspelt niet veel goeds. We wijken af van de route aan de voet van de rotswand en dwalen hogerop naar de vlakte. De regen barst los en er zijn steeds hindernissen te nemen. Het juiste spoor zijn we inmiddels helemaal bijster. Een man rijdt mee en helpt ons op weg.

Bij een klein dorpje echter beweert men, dat de normale route onbegaanbaar is door de regen. Met behulp van de Russische stafkaarten vinden we verder van de rotswand vandaan berijdbaar terrein. Hier navigeren we op een waypoint (“recht zo die gaat”) tot we weer op een min of meer doorgaande route belanden. Door de regen echter is vaak niet te zien of je op het pad of op de velden rijdt. Zo kan het gebeuren, dat Javanosi tot aan de assen in de blubber staat.

 

 

We verankeren TOY aan een boom en lieren de ongelukkige Toyfra eruit. Gelukkig blijven we verder netjes op koers.
Een kilometer of tien voor Douentza vinden we een bivakplek op zanderige bodem met wat gras, struiken en een paar boompjes en ... zonder muggen! Het is een graad of 25. We eten een typisch expeditie-maaltje van aardappelpuree met kaas en gemixte groenten met ham. Om negen uur is het stil in het kamp.

 

Voor het vervolg zie mali 2.