home

B&G

  • B&G
  • kinderen
  • kleinkinderen

auto

  • TOY
  • BusCA
  • TOY in 't zand
  • toyota hzj78
  • hzj extreem
  • ons bussie
  • keuze toyota

voorbereiding

  • website
  • kamperen
  • gezondheid
  • documenten
  • proviand
  • gereedschap
  • kaarten en boeken
  • apparatuur
  • gps

FAQ

  • algemeen
  • tips
  • bandenspanning
  • afrika
  • rusland/mongoliĆ«
  • australiĆ«

reizen

gastenboek

  • lezen
  • toevoegen
Africa 2006
::
niger
  • algemeen
  • south africa
  • namibia
  • angola
  • d.r.c.
  • cabinda
  • congo
  • gabon
  • cameroon
  • chad
  • niger
  • burkina faso
  • mali 1
  • mali 2
  • algeria 1
  • algeria 2
  • tunisia
  • europe
::
reisverslag
Africa 2006 :: niger :: reisverslag

Route Niger:  N’guimi – Massif de Termit – Tanout -  Zinder – Tessaoua – Maradi – Madaoua - Birnin-Konni –Dogondoutchi – Dosso – Niamey – Torodi – Makaloudi = 1.833 kms.


p


Maandag, 3 juli 2006 – Niger en nog meer brandend zand 


Even na zessen staan we op. Kunnen we nog even van een “normale” temperatuur profiteren. Gisteravond hebben we besloten om via de zuidelijke asfaltweg (1500 km) naar Niamey te rijden. Daarvoor moesten we de verleiding voor een woestijntrip wel aan de kant schuiven. Jammer, want de consul van Niger in Yaoundé had ons lekker gemaakt voor de piste vanaf N’Guimi via het Massif de Termit naar Agadez. Maar ja, het visum voor Mali en Algerije moet ook geregeld worden.

Deze reis is nu eenmaal een doorgaande visumhordeloop. Met name voor dat van Algerije voorzien we nog lastigheden.
Om acht uur vertrekken we bij een temperatuur van 28 graden. Na registratie bij een militaire post rijden we om half negen de door stoffige straten van N’Guimi. Op een kruispunt staat een verkeersagent. Hij blaast zijn  longen leeg op een fluitje en gebaart heftig. We mogen doorrijden. Oké, dat idee hadden we al, want op enkele geiten, ezels, voetgangers, een paar fietsers en een brommer na, is er geen ander verkeer te bekennen. Dan heeft hij vast ook wel tijd om ons de weg naar de grenskantoren te wijzen.
Bij het asfalt moeten we rechtsaf. Het kost moeite om het asfalt als zodanig te herkennen, maar we belanden op het politiebureau annex immigratiedienst. Ook mogen we onze jerrycans vullen bij de kraan op de binnenplaats. Jammer, dat er geen water uit komt. Geen nood. Ergens anders is een wèl werkend tappunt. De jerrycan wordt overgenomen en zo kan het gebeuren, dat een mager mannetje met de 50 liters loopt te sjouwen, terwijl Gerard zijn spierbundels werkeloos toekijken.



Ondertussen heeft zich een man bij ons gemeld. De gemeentesecretaris is hij èn, meldt hij trots, vriend van Manon & Peter (de overlanders van http://www.theafricanway.com/ bij de grens Kameroen-Tsjaad). Waarom we eigenlijk niet naar het Massif de Termit gaan. Dat vindt ook de politieman, die de immigratie regelt. Kom op mannen, we hebben heel verstandig en rationeel een beslissing genomen! Toch!!?? Hoewel? In de buurt van zand lijken onze hersencellen supersnel over te gaan op een ander besturingssysteem. Hoe is de piste dan? Makkelijk te vinden? Mooi ook zeker? Oh, kunnen we vanavond al bij het massief zijn?
Het eind van het liedje is, dat we op het politiebureau melden, dat we de woestijn in gaan. We kopen brood en water. Zullen we nog tanken? Toch maar niet? Als we de tweede tank niet volgooien, scheelt dat veel gewicht voor de toch al half versleten achterdempers. Kilometers bekijken en rekenen. Wat we hebben moet genoeg zijn, is onze slotsom.
Op weg dus. Makkelijker gezegd dan gedaan. Na een mislukte poging nemen we toch maar een jongeman mee om ons naar de piste te gidsen. In de bloedhitte, het is rond de 40 graden, loopt hij die kilometers onverstoorbaar terug. Het onduidelijke zandspoor wordt een goed te volgen piste. Wel een hele slechte en dat zullen we weten met onze gekneusde dempers. Gelukkig verbetert het enigszins na de middag. We kunnen dan een poos lekker doorrijden. Het landschap wordt kaler en de piste verandert meer en meer in een zandspoor. Bij een paar herders weten we een soort van bevestiging te krijgen,
dat we op de goeie route zitten.
Maar ook van het zandspoor blijft niet veel over. Uiteindelijk volgen we bandsporen van een 4x4 en een vrachtwagen, die we ondertussen “dubbellucht” gedoopt hebben. In het felle licht van de loodrecht brandende zon is het knap moeilijk om het spoor überhaupt te zien. Spannend is het wel, maar we hebben er vertrouwen in dat we ons doel voor vandaag zullen bereiken.
En héét dat het is! In de loop van de middag geeft de thermometer 50 graden aan. We ploegen ondertussen door diep en zacht zand. Gerard is in zijn nopjes. Dat zo’n auto dat allemaal maar kan!
En moet je horen, wat een mooi geluid!
Als beloning voor al ons gezwoeg doemt eind van de middag het massief voor ons op. Prachtig liggen daar de zwartbruine bergen met het roze zand. En ... we belanden weer op een duidelijke piste, die het massief volgt. Dubbellucht doet dat ook. Dat zit dus goed. Lastiger is het om vast te stellen waar we precies zitten. De IGN- en Michelinkaart zijn niet heel gedetailleerd en we hebben geen enkel waypoint. Maar met een beetje redeneren en om ons heen kijken komen we ver.
Maar dan besluit dubbellucht een naar het zuiden afbuigende piste te volgen. Wat nu? Wij moeten, nou ja willen, verder noordelijk langs de bergen. Er zit niets anders op dan afscheid te nemen van de vertrouwde sporen. Nu moeten we echt onze eigen weg zoeken. Nog steeds is er een spoor zichtbaar op de rotsige bodem tot we ook dit spoor bijster zijn.
Morgen zien we wel verder, besluiten we. Het is onderhand wel tijd voor een bivak. De mooiste plekken zijn hier voor het uitkiezen. Eindelijk staan we weer eens in het zand aan de voet van een duin. De hitte past perfect in dit decor. Wij houden ons gedeisd tot bewegen weer verantwoord is.
Later liggen we op een kleed in het zand totdat TOY en wij voldoende zijn afgekoeld om te gaan slapen. Heerlijk is het om vanuit bed door het open luik de sterrenhemel te zien. Wat een dag was dit...


Dinsdag, 4 juli 2006 – Zoekende in de woestijn en hoe alles toch nog goed kwam


Om half zes ontbijten we. Vandaag belooft weer een hete en lange dag te worden. En, we moeten eerst nog dat spoor terugvinden. We rijden en speuren. Ons geduld wordt beloond. Langs het massief loopt inderdaad een soort van piste. Nou ja, voor even dan. Want, een echte piste wordt het almaar niet. Wel zijn er sporen. Tenminste, zo nu en dan. Zeker op de rotsbodem en stenen is niets te vinden. Bij een put, waar herders hun dieren laven, proberen we meer duidelijkheid te krijgen. Communiceren lukt aan geen kanten. We moeten het doen met de put-zelf. In de woestijn, waar water van levensbelang is, zijn in ieder geval de putten in kaart gebracht. We gaan goed, lijkt het, want de route loopt van put naar put. Tussen al dat navigeren en terreinrijden door, hebben we gelukkig ook nog oog voor het prachtige gebergte van rauw zwartbruin gesteente en oranjeroze zand.
Gerard krijgt een briljant idee. We kunnen een waypoint plotten op de IGN-kaart, want die heeft een redelijk gedetailleerde gradenverdeling. Nu kunnen we vrij nauwkeurig de koers bepalen naar de meest noordelijk gelegen waterput. Vanaf daar moeten we in zuidwestelijk richting gaan rijden. Dat is een rustig idee en ook het verloop van het massief klopt met de kaarten. Zolang we geen enkel spoor of pad zien, rijden we domweg koers (“cap”). Soms stuiten we na verloop van tijd weer op vage tekenen van eerder verkeer.



We gaan lekker zo, als we bij een put een enorme kudde (kamelen, geiten) met hun toearegherders zien. Er is een Frans-sprekende jongeman bij. Fijn, kunnen we tenminste het een en ander uitwisselen. Dit hier is de Dougoulé-put en de herders zijn van de Toubou-stam. Ze zijn met hun vee onderweg naar Bilma, dat zo’n 400 kilometer noordoostelijk van hier ligt midden in een grote duinenzee. Tjonge, zelfs als je er met je neus bovenop staat, is het nauwelijks voor te stellen, wat voor soort levens hier geleefd worden. Kinderen zijn er ook. Ze werken uiteraard mee, maar ze zijn ook gewone blije kinderen, als we oranje ballonnen uitdelen.
Ook is er weer een paracetamolmoment. De leider van de groep, door iedereen met veel respect behandeld, wrijft over zijn buik. Buikpijn, interpreteren we. En weer is er Gerard’s miem-uitleg over het gebruik. Deze keer is dat niet echt nodig, want de Frans sprekende man tolkt. Hij wil Gerard ook nog even onder vier ogen spreken. Achter de auto legt hij omstandig uit, dat de man geen buikpijn heeft, maar een niet meer werkend mannelijk apparaat! Jeetje, paracetamol is niet echt het aangewezen middel tegen impotentie. Hoewel ... misschien krijg je er ook wel pijn van in je buik!
Ook over de route worden we weer wat wijzer. De piste naar Tanout zou goed zijn en er loopt géén piste naar Agadez. Daar kun je wel naartoe rijden, maar dan gewoon op koers. Met deze wetenschap gaan we verder. Jammer alleen dat al die kamelen over een groot gebied ieder bandenspoor hebben uitgewist.
Er is niets meer te vinden. Dus rijden we koers. Dat gaat wel, maar het terrein wisselt van zand, naar stenen en rotsbodem. Soms is er een kleine pas te nemen over een uitloper van het massief.

In deze omstandigheden is het veel prettiger om andere sporen te volgen. Je weet dan zeker, dat je op berijdbare delen blijft en de allerergste hindernissen zijn een beetje geëffend. We zijn dan ook opgelucht als we wat meer van het massief naar het westen afbuigen en in puur zand terecht komen. Dan weet je wat je hebt. Hoewel... Ongemerkt zijn we hoger de duinen opgetoerd en hoewel het zand goed vast is, zitten er hier en daar zachte stukken tussen. Op zo’n plek komen wij natuurlijk terecht. En daar sta je dan vast, in het heftige licht van de felle zon, dat op het zand reflecteert. De temperatuur zit ergens halver-wege de veertig graden en het uitzicht is mooi. Dus dan maar eerst tijd voor een koffiepauze. Daarna hebben we weer moed voor het bergingsritueel: banden nog verder af laten lopen, scheppen en zandplaten.
We letten er nu beter op, dat we laag blijven. De structuur van het zand is daar anders en er zijn meer harde stukken. Hoewel er nog steeds geen sprake is van een piste, zien we met regelmaat een spoor.
En de koers is goed! We bereiken uren later dan we vanmorgen berekend hadden Talras, het punt, waar brandstof te krijgen zou zijn. Niet dus! Alles wat we er aantreffen, zijn een paar hutten en schichtige mensen.
Tja, de brandstof. Door al dat zandploegen is het verbruik een stuk hoger dan normaal. Dat gaat kritisch worden! We rekenen en rekenen en realiseren ons, dat het niet denkbeeldig is, dat we Tanout (aan de doorgaande asfaltweg) niet zullen halen. Erg lekker rijdt dat niet. Temeer, omdat we nog altijd geen ordentelijke piste gevonden hebben en kilometer na kilometer op een zanderige vlakten met graspollen rijden. Zulk terrein kost een hoop energie. Ook van ons trouwens, want de dempers hebben inmiddels zoveel olie verloren, dat de vering ons vrolijk op en neer zwiept. Oh, wat kun je duimen voor een piste. Het idee, dat je gewoon, min of meer dan, kunt rijden, je geen zorgen meer hoeft te maken over het brandstofverbruik.
Afijn, voor het geval, dat we onverhoopt ergens op die vlakte stil zouden komen te staan, hebben we de nodige scenario’s bedacht. Maar ... liever niet! 
We koersen verder op een geplot punt, waar een aantal pistes samenkomen. Het ligt op onze route, maar ook gaan we ervan uit, dat het een plaats is waar je mensen kunt treffen. Als we er eindelijk zijn is er niets, maar dan ook helemaal niets. Oké, dan gaan we maar verder. Het is overigens ook het punt, vanwaar op de kaart een redelijke strakke lijn naar Tanout loopt. Dat is dus die niet te vinden piste.
Wel kunnen we nu op Tanout gaan koersen. Vanwege de beperkte voorraad brandstof kunnen we ons niet veroorloven om de piste op te zoeken. Daarvoor moet je in het gebied waar je de weg verwacht gaan zigzaggen. We hebben nog een paar uur licht en dus op hoop van zegen hobbelen we verder.
Soms gaat het door diepten, dan zijn er weer stenen te omzeilen en zo nu en dan moeten we dwars door struikjes. Tergend langzaam tellen de kilometers af. En dat gehobbel ... het doet bijna zeer om TOY dit te moeten aan doen. 
En dan, oh victorie, na anderhalf uur hobbeldebobbelterrein kruisen we ineens zomaar een pad, dat er als een serieuze piste uitziet. Check met de kaart en plotten! Yes! Dit moet hem zijn! Wat een gevoel is dat! Gewoon rijden op een zandpiste! Alles klopt, we gaan goed, we gaan makkelijk en het brandstofverbruik loopt terug. Pfff, wat een opluchting! Een half uur lang rijden we nog door over het heerlijke zanderige en slingerende track. Het is bijna feestelijk om zo ontspannen te kunnen rijden in de wetenschap, dat de buitenwereld dichtbij is. Want, zoveel is duidelijk: we gaan het halen met de resterende brandstof! Een kilometer of 80 vóór Tanout maken we bivak.

De temperatuur is eindelijk van boven de 50 naar een graad of 40 gezakt. Wijzelf vorderen ook met de cooldown van deze spannende dag. Een briesje helpt ook. En na een dikke uiensoep duiken we om negen uur in bed. Boven ons staan sterren en een halve maan, alsof er niets gebeurd is. In de intense stilte van deze plek, zakken wij weg in een diepe slaap. 


Woensdag, 5 juli 2006 – Gewoon gemakkelijk: asfalt!


Wat maakt een windje veel verschil! Lekker koel is het, als we om zes uur aan de koffie zitten en ontdekken dat ook de rechtervoordemper het inmiddels heeft begeven.
Het vervolg van de route naar Tanout is een makkie, zeker na een dag als gisteren. Het track slingert door golvend landschap met graspollen, struikjes en bomen. We zijn duidelijk in de bewoonde wereld, want we passeren weer dorpjes. Ook treffen we weer een waterput naast het pad, waar herders hun vee te drinken geven. We vergapen ons er weer aan, want vervelen doet het nooit.



En, er is ook ander verkeer op de baan. Nou ja, we treffen twee auto’s, waarvan er een kapot is. Of we kunnen helpen. Ja, nee, na overleg wordt besloten, dat ze de andere pick-up ontladen en ermee terug naar Tanout rijden. De monteur in zijn eentje hierheen laten komen op zijn brommertje, is een te groot risico, want hij kan onderweg ook stranden. En zoals vaker, wijst iemand op onze “lekkende” TOY. Het zijn de condensdruppels van de airco en dat kent men hier (natuurlijk) niet. Ook vinden ze altijd, dat onze banden te zacht zijn. De pick-ups rijden hier met harde banden met binnenband.

Afijn, wij gaan op weg. Zij ook. Ze scheuren ons voorbij. Achterop de laadbak staan vijf van de jonge mannen van het gestrande gezelschap. Even later wordt duidelijk, waarom ze hen mee hebben genomen. Er is mankracht nodig om te duwen, als je vast staat in het zand. Toch te harde banden? Later staat de auto aan de kant. Gerard neemt poolshoogte. De motor is gestopt, want de bobine is te heet geworden. Hoe koel je dan? Simpel: je doet er een ouwe lap omheen en die begiet je regelmatig met water. Dat het handiger is om de te dunne bobinekabel te vervangen door een dikkere, wisten ze niet! 
In Tanout, een echt woestijndorp aan het asfalt, kunnen we voor 20 Euro (we hebben nog steeds geen West-CFA’s) diesel uit een jerrycan kopen. Daarmee halen we het 150 kilometer zuidelijker gelegen Zinder. En daar kunnen we, hopen we, geld pinnen of wisselen!

Bij het checkpoint annex péage, moeten we voor het eerst, naast het rijbewijs, ook de verzekerings-papieren laten zien. We pompen de banden op asfalt-druk en rond de middag zijn we in Zinder. Pinnen lukt niet, maar dollars wisselen bij een straat-handelaar is gelukkig wél mogelijk. Zo, eindelijk kunnen we de tank volgooien en hebben we geld voor de tol!
De M1 is de grote verbinding naar Niamey in het westen van Niger. Afgezien van wat gaten hier en daar is de asfaltweg goed en vlot te berijden.

Het landschap is na Zinder groener geworden. Overal wordt de grond bewerkten en is men bezig met ploegen en zaaien. Vanaf juli worden de regens verwacht. Aan de balen stro is te af te lezen, dat díe oogst net achter de rug is. Op de erfjes, maar ook op speciale plekken in de dorpjes zijn vrouwen bezig met het dorsen van gierst en sorghum (vermoeden we). Het is keihard werken, maar ze maken het, zo te zien, wel gezellig met elkaar.



De woonerfjes bestaan uit hutten, die verbonden zijn door schuttingen. Zowel riet als leem wordt gebruikt. Er zijn onderkomens voor mens en dier, opslag van voorraden en andere dingen. In dit gebied zijn er de bijzondere gaanopslagplaatsen. Het zijn grote lemen potten of enorme rieten manden, die op stenen of een staketsel van stammen los van de grond staan. En het is opvallend, dat ze in (soms grote) groepen bij elkaar staan buiten de erfjes. De openingen zitten aan de bovenkant en die worden afgedekt met een puntmuts-achtige deksel.
Even voorbij Madaoua duiken we een uitrit voor vrachtwagens op. Gelukkig, want overal zijn akkertjes en zo vinden we toch weer een heerlijke plek op rode zandgrond. Naar het zuiden toe, kijken we uit op Nigeria. Het ziet er daar even groen uit als in Niger.
In een zwoel windje eten we een bietensalade en pasta met kaassroomsaus. We kijken tevreden terug op een vlotte reisdag. Later in de nacht zien we nog net hoe de maan ondergaat en alle ruimte geeft aan een prachtige sterrenhemel.


Donderdag, 6 juli 2006 – The never ending visum- en demperstory


Na een crackerontbijt zien we, dat onder de demper rechtsachter een flinke plas olie ligt. Die is dus nu wel helemaal fini, constateren we. Maar goed, dat we voorlopig asfalt rijden! En dat doen we deze dag. Het landschap, de dorpen en mensen blijven zo’n beetje hetzelfde. Ook hier zijn er de regelmatige checks van tol en politie. Als ze niet om een praatje verlegen zitten, wuiven de laatste ons in de regel door.
Bij de lunchpauze blijkt, dat de rechtervoorband lekt. Sopje gemaakt, gaatje gevonden, propje erin en verder gaan we.
Tegen drie uur zijn we in Niamey. Bij het vliegveld heerst rust en stilte. Maar we komen er in ieder geval te weten, waar we DHL wél moeten zoeken. De Toyotadealer opent pas later de deuren en dus gaan we de stad in op zoek naar de Algerijnse ambassade. Daar aangekomen, blijkt men verhuisd. Maar in de vlakbij gelegen vestiging van de SNV (Stichting Nederlandse Vrijwilligers) worden we goed geïnformeerd door de Nederlandse Nico. Met routebeschrijving en hoteladvies (Grand Hotel) zoeken we onze weg in de stad. 
Op de ambassade staat ons een teleurstelling te wachten. Als we vanuit Niger naar Algerije reizen, moeten we het visum niet hier, maar in Agadez halen. Oh, gaan we vanuit Mali? In dat geval moeten we naar Bamako (Mali). De onvriendelijke man vindt, dat we niet zo moeilijk moeten doen. Gewoon naar Bamako, punt uit. Zo daar gaan onze visum-wasjes-schokdempers-relaxdagen! Bij DHL informeren we naar de mogelijkheden in Bamako. Dat is geen probleem. De nieuwe dempers kunnen daarheen gestuurd worden. Net als de onderdeeltjes om de speling op het stuur te kunnen verhelpen.
Helemaal toe aan rust en koelte, checken we in bij het Grand Hotel. We hebben het niet echt naar ons zin. Gehannes met de wifi-internetverbinding, ongeïnteresseerd personeel en een broeierige afgesloten kamer met lawaaiige airco, doen ons besluiten morgen toch maar elders te zoeken. En ... waar zijn de dempers, die naar Javanosi in Frankrijk gestuurd zijn?
We eten op het terras met een schitterend uitzicht op de Niger. In de verte nadert een forse bui. Het eten is matig, maar de fles wijn is prima. Langzaam herstellen we van de teleurstelling en passen we onze plannen aan. We nemen de kortste weg naar Bamako door Burkina Faso. Morgen eerst hier in de stad achter het visum voor Mali en Burkina Faso aan en een ander hotel zoeken. In een uurtje (traag!) internet e-mailen we, beantwoorden het gastenboek en melden we op de homepage het laatste nieuws, voor we aan een lange door airco en muggen gestoorde nacht beginnen.


Vrijdag, 7 juli 2006 – Opgespoorde dempers en nóg een stommiteit


In de bloedhete badkamer zijn in ieder geval onze wasjes droog geworden. Na het ontbijt vertrekken we. We voelen ons allebei niet geweldig na een rotnacht, het visumgedoe en de verdwenen dempers. Op weg naar de Malinese ambassade zien we zowaar een overlandersauto vóór ons. Het is een Landrover-Defender met een ongeïnteresseerd Engels stel. Zijn we dus gauw mee klaar. Op de ambassade van Mali is het visum vlot aangevraagd. Begin van de middag kunnen we het komen halen. We bedenken, dat we ons veel moeite besparen als we het morgenochtend oppikken op onze weg de stad uit.  
In Hotel Gaweye (Sofitel) voelen we ons beter. We ontmoeten er Malick, een behulpzame en vriendelijke Niameyees. ’s Avonds gaan we met hem en een vriend naar een leuk restaurant, waar de lokalen eten. Malick is verbijsterd over het feit, dat we de woestijn in gaan. Dat is een wel erg mens-onvriendelijke omgeving ... daar kunnen toch alleen maar de toearegs overleven! Hij reageert op een manier, die ons ondertussen vertrouwd is geworden van mensen uit de woestijnlanden.
Hij vertelt veel over de problemen van Niger en zijn visie op de oplossingen. Voor hem draait alles om opleiding. Door opleiding veranderen mensen en komt er ruimte voor een nieuwe visie en moderne benaderingen. Het is bijzonder om te horen, dat bijvoorbeeld veranderingen in landbouwtechnieken gestagneerd worden, omdat het loslaten van de traditionele technieken verraad zou zijn aan de voorouders.



Wat zouden we zijn zonder internet. Dankzij dit medium wordt het probleem van de verdwenen dempers in Frankrijk ook opgelost. Ze liggen ergens in depot en Jacques zal ze er gaan ophalen. ’s Avonds laat dringt ineens tot ons door, dat het morgen zaterdag is en dat de ambassade van Mali dan natuurlijk gesloten is.
Stom, stom, stom, stom, stom!

 

Zaterdag, 8 juli 2006 – Laatste etappe in Niger


Nog voor het ontbijt melden we ons om acht uur bij de ambassade. Tjonge, wat geweldig zijn die Malinezen. De medewerkers hebben onze paspoorten aan de portier/bewaker gegeven. We tekenen voor ontvangst en we zijn zo blij, dat de bewaker verbaasd en opgetogen een flinke fooi in ontvangst neemt. Terug in het hotel ontbijten we en zetten Gabon op de site. Rond half elf zijn we klaar voor bood-schappen, brandstof en water tappen. Een bezoek aan het Nationale Museum, dat als een van de beste van West-Afrika geldt, stuit op gesloten deuren. Jammer, dus gaan we op weg.
Over de lange Kennedybrug gaan we de Niger over, de stad uit in westelijke richting op weg naar Burkina Faso. Bij een slagboom wordt rijbewijs en verzekering gecontroleerd en we betalen tol tot aan de grens. Het gebied is vlak en groen van de struiken en boompjes. Het weinige vee, dat we zien, is extreem mager.
In Torodi zetelt de douane en wordt het carnet gestempeld. Vervolgens krijgen we bij de grenspost Makaloudi het uit-stempel van de immigratie-/politie-beambte en worden de rijbewijs- en kenteken-gegevens wederom overgeschreven in het grote boek. Nog één checkpoint te gaan en we laten Niger achter ons.


We hebben wel iets om op terug te kijken. Een heftige tocht door de woestijn, die ons weer met de neus op de feiten drukte. Water èn brandstof neem je nooit te veel mee! Maar ondanks dat, of beter: juist daardoor, was het er geweldig. Ook de asfaltroute door dorpjes en stadjes naar Niamey was prachtig. Er was op die manier veel te zien van het sahelleven in Niger. Over visums en schokdempers willen we het even niet meer hebben...